Boeken / Achtergrond
special: De schijnbaar vergeefse strijd van Roberto Saviano

Obsessie voor de waarheid

Op de laatste zes pagina’s van zijn laatste boek De schoonheid en de hel richt Roberto Saviano zich persoonlijk tot meer dan honderd schrijvers, politici en tv–persoonlijkheden die hem hebben gesteund in een kruistocht die zich al lang niet meer tot de Camorra beperkt. Desmond Tutu, Lech Walesa, Orhan Pamuk, José Saramago, John Coetzee en Martin Scorsese hebben zich actief of passief ingezet voor de goede zaak die Saviano inmiddels zelf geworden lijkt te zijn.

Roberto Saviano wordt in 2006 in een ommezien wereldberoemd met Gomorra, waarin hij laat zien hoe de Napolitaanse maffia (de ‘Camorra’) Napels in een met vuilnis en lijken bezaaid getto heeft veranderd. In zijn werk toont Saviano aan welke enorme economische macht  de maffia heeft. Als onderzoeksjournalist en Zuid–Italiaan heeft Saviano zich voor Gomorra jarenlang ondergedompeld in alle lagen van het criminele bedrijf, dat volgens hem tot de grootste multinationals van de wereld gerekend moet worden. Het boek verscheen in meer dan vijftig landen en de op het boek gebaseerde film won prijzen op filmfestivals over de hele wereld; de naamsbekendheid van de auteur groeit nog iedere dag.

Saviano wordt sinds de verschijning van het boek – nu 3,5 jaar geleden – permanent bewaakt. De hitmen van de maffia zitten hem voortdurend op de hielen, maar dat lijkt hem nauwelijks te deren. ‘Het ergste wat ze kunnen doen is me vermoorden’, zei hij niet zo lang geleden in een interview. Die permanente bewaking (24 uur per dag politiemensen om zich heen, iedere paar weken verhuizen, van hotel naar appartement, zonder zelf vooraf te weten waarheen) is de prijs die hij betaalt voor dat wat hij als zijn plicht beschouwt: het kwaad te bestrijden door middel van woorden. Het beeld dat hij schetst van zijn vaderland is niet opwekkend. In een interview met de NOS op 19 december jongstleden, zei hij: ‘In dit land kun je nooit ongestraft de waarheid vertellen. Dat is ondenkbaar.’ En op de vraag waarom hij voortdurend op zoek is naar de schijnwerpers: ‘Ze komen als de schijnwerpers gedoofd zijn. Dat hebben ze altijd gedaan.’

Het tegenovergestelde van de dood

~

Ter ere van het uitkomen van Saviano’s nieuwe boek De schoonheid en de hel bracht uitgeverij Lebowski in oktober al het boekje Het tegenovergestelde van de dood uit. ‘Een hartverscheurende novelle’, volgens de uitgever. Fictie dus. Maar wie het idool van Saviano kent – Truman Capote, uitvinder van het faction-genre, waarin non-fictie, essayistiek en fictie samen worden verweven – zal begrijpen dat ook de twee verhalen in Het tegenovergestelde van de dood  op z’n minst hun oorsprong in de werkelijkheid vinden. In de afschuwelijke werkelijkheid, want het wereldbeeld van Roberto Saviano is inktzwart.

Het eerste verhaal, tevens titelverhaal, beschrijft Saviano’s ontmoeting (of: de ontmoeting van de naamloze verteller, zoals het op de achterflap staat) met een vrouw uit zijn geboortestreek. Saviano interviewt de vrouw, Maria. Ze blijkt niet ouder te zijn dan zeventien. Maria is een weduwe, haar man Enzo is omgekomen in Afghanistan. Aan de hand van Maria’s verhaal schetst Saviano vol empathie een beeld van Zuid–Italië, een landstreek in verval, een gebied waar de mannen van het dorp kunnen kiezen tussen het avontuur van het leger en het vegeteren in de plaatselijke bar. Velen kiezen voor het eerste. Wanneer er Italiaanse soldaten omkomen in Kosovo, Irak of Afghanistan, zijn het bijna altijd jongens en mannen die Saviano kent of had kunnen kennen.

~

Het tweede verhaal in het boekje, ‘De ring’, is een verhaal over twee jongens die op beestachtige wijze worden vermoord in een bendeoorlog. Niet omdat zij tot een concurrerende clan behoren, maar omdat zij op straat gezien worden als zij met twee andere jongens (wel maffiosi) een sigaretje roken. Als de twee doelwitten ontsnappen, zijn hun vrienden de klos.

Het observatievermogen van Saviano is ongeëvenaard. Geen bloedspetter op een bankje op het dorpsplein ontsnapt aan zijn registrerend oog. Hij blijft de maffia vanuit zijn schuilplaatsen onder vuur nemen en wijkt niet voor de terreur van de voortdurende bedreiging. En zo gelaten als hij de dreiging doodgeschoten te worden iedere dag weer ondergaat, zo nerveus zijn de camorristi bij elke publicatie van zijn hand.

De schoonheid en de hel
Saviano is journalist. Hoe onpraktisch dat beroep in zijn leven vol dreiging en vrees ook moet zijn, toch publiceert de 30–jarige met regelmaat in de krant La Repubblica en in het opinietijdschrift L’Espresso, maar in feite is ieder medium geschikt om medestanders in zijn strijd te vinden. Die publicaties zijn nu gebundeld in De schoonheid en de hel, een ontluisterend boek waarin Saviano zijn ongelimiteerde literaire talenten tentoonspreidt, maar vooral een boek dat voor iedere journalist verplicht gesteld zou moeten worden. De ruimte, de tijd en de vrijheid die Saviano neemt (en gegund wordt, eerlijk is eerlijk) om zijn onderwerpen tegemoet te treden als zichzelf – dus niet als een neutrale beschouwer, maar als een man die leeft als een balling in eigen land – maakt een onvoorstelbare samenhang tussen gebeurtenissen en mensen zichtbaar.
Miriam Makeba, die ter ere van de schrijver op een klein festivalletje in Zuid–Italië kwam zingen, maar meteen na haar optreden overleed.
Lionel Messi, de beste voetballer van de wereld, die dat alleen kon worden door een kostbare, ingrijpende en door FC Barcelona betaalde hormoonbehandeling.
Joe Pistone, de échte Donnie Brasco.
Onbekende (en in sommige gevallen zelfs onvertaalde) schrijvers als Uwe Johnson, Gustaw Herling, Isaac Bashevis Singer en Michael Herr, die schrijven zoals Saviano vindt dat je moet schrijven: uitsluitend over zaken die er toe doen.

In een boek van Saviano kan de maffia moeilijk ontbreken; de maffia ís het leven van de auteur. Haarfijn legt Saviano de levenslijnen van de belangrijkste clans bloot: cocaïne (de ‘witte olie’) en beton. Vooral de apathische overheid moet het ontgelden: Saviano legt uit dat er sprake is van zowel onwil als onmacht om de clans werkelijk aan te pakken. Hun invloed is zo groot, zo wijdverspreid in alle uithoeken van de Italiaanse (en de internationale!) samenleving, dat een ontmanteling het ineenklappen van zowel het politieke als het economische systeem tot gevolg zou hebben.

~

In het laatste verhaal van zijn boek, ‘Wie schrijft sterft’, vertelt Saviano het verhaal van Anna Politkovskaja, de Russische journaliste die haar onthullingen over president Poetin met de dood moest bekopen. De rechteloosheid die Saviano beschrijft, is zo afgrijselijk dat het voorbeeld van de Russische reden genoeg zou moeten zijn voor hemzelf om zijn strijd tegen de overmacht op te geven. Maar dat kan hij niet. Niet Roberto Saviano:

Ik ben niet geïnteresseerd in literatuur als slechte gewoonte, ik ben niet geïnteresseerd in literatuur als een zwakke gedachte, ik heb niets te maken met mooie verhaaltjes die hun handen niet durven vuil te maken aan het bloed van mijn tijd, en die de politieke verdorvenheid en de muffe zakenlucht niet aan de kaak durven stellen.

Zoals Politkovskaja de strijd uiteindelijk verloor, zo lijkt ook Saviano’s strijd vergeefs. De machten waar hij het tegen opneemt, zijn tot op heden altijd onoverwinnelijk gebleken. Maar hij zet door, hij kan niet anders. In de geest van Graham Greene, die hij citeert in het artikel over Politkovskaja: ‘Ik weet niet wat ik ga schrijven, maar voor mij is het alleen belangrijk dat ik schrijf over dingen die er toe doen.’

Het tegenovergestelde van dood, Roberto Saviano (vert. Karoline Sabbatino-Heybroek), Lebowski 2009, € 5, ISBN  9789048803019

De schoonheid en de hel, Roberto Saviano (vert. Dorette Kromodikoro-Zwaans, Etta Maris), Lebowski 2009, € 17,50, ISBN 9789048803002