Theater / Reportage
special: Amsterdams Kleinkunst Festival 2016

De gekte van Keizers wint het van genredienend cabaret

Nee, het Amsterdams Kleinkunst Festival is geen springplank voor de komiek die het publiek het liefst zo hard mogelijk wil laten lachen. Ook niet voor de muzikant die hier en daar een grapje maakt en zich daarmee cabaretier noemt. Of voor een duo dat in de vorm excelleert, maar op de inhoud nog wel steekjes laat vallen. Toch was het zo’n avond en bleek Stefano Keizers (1984) in de finale de gelukkigste.

Het is bovendien moeilijk in te schatten in hoeverre de 29ste editie van het AKF van hoog niveau was, of juist niet. Natuurlijk is het palet divers en blijft het appels met peren vergelijken, maar dat is nou eenmaal de winst én de makke van kleinkunst: het nodigt uit tot beoordelen van podiumkunstenaars in breedste zin. In den beginne was er De Fransse Eijkel, bestaande uit Christian van Eijkelenburg (1990) en Sanne Franssen (1993). Zij wilden benadrukken dat ze als vertegenwoordigers van de ‘generatie NIX’ inderdaad helemaal ‘niks kunnen, niks willen, niks mogen’. Vervolgens volgde er een tal sketches, de ene beter uitgewerkt dan de ander. Een parodie op Pippi Langkous en vrijwilligerswerk in Kenia doen het goed, maar een act met een pelikaan mist zeggingskracht en tempo. Bij tijd en wijle is De Fransse Eijkel een talentvol duo, dat volgens de jury nog wel even terugmoet ‘naar de tekentafel’ om bepaalde onderwerpen verder uit te diepen en iets origineler te werk te gaan. Het publiek heeft haar waardering voor het duo laten blijken door hen als winnaar van de avond te bestempelen.

De tweede deelnemer, Merijn Krol (1987), gooide het over een heel andere boeg: vrijwel alleen fonkelend pianospel met sterke teksten, maar ook een zware obsessie voor zijn vader en bijbehorend minderwaardigheidscomplex. Hij toverde de zaal met gemak om in een avondje cabaret zoals het in de 20ste eeuw ooit bedoeld was – man aan de vleugel, solo zonder opsmuk. Maar hoe goed Krol is aan de piano, zo matig klinkt zijn stem en zo mager blijkt zijn materiaal. Het gaat wel heel erg vaak over zijn broer en vader, de overeenkomsten en de verschillen, hoe hij daar onder te lijden heeft. Dergelijke getroebleerde relaties zijn altijd stof voor grappen en grollen (of hoogstaande liedjes), maar Krol weet het te weinig schwung mee te geven. Iets meer variëteit in vorm en inhoud zou hem niet alleen een spannender, maar ook innemender artiest maken.

Als laatste mocht Stefano Keizers (geboren als Gover Meit, 1984) zijn opwachting maken. Volledig gehuld in slaapzak wurmt hij zich over het podium, ondertussen mijmerend over zelfbevrediging en de aanschaf van douchekoppen. Even later zit hij op een kruk, in het jaar 7338, mopperend over de gang van zaken die in 2016 al plaatsvond. Zelfs Batman komt nog even opdraven, al moet hij bij een dispuut even op de gang staan omdat zijn bemoeienis ongewenst is. Dit alles onder een dikke laag absurdisme dat raakt aan Hans Teeuwen, maar ergens ook gemakkelijk oogt: gek doen om het gek doen. Maar dat kan, zoals Keizers laat zien, verschrikkelijk grappig zijn. Volgens de jury getuigt het van lef ‘hoe hij vele theaterwetten met voeten treedt (…) en durft af te wijken van stukgeregisseerde voorstellingen (…)’. Zijn spel is inderdaad heerlijk onbevangen en hij steekt de draak met alles wat neigt naar braaf cabaret. Maar is het kwalitatief echt zo bijzonder? Het antwoord zal de komende jaren vanzelf in de theaters klinken.