Boeken / Fictie

Zoete liefdesreclame

recensie: Grégoire Delacourt - De vier seizoenen van de zomer

De Franse auteur Grégoire Delacourt schrijft met De vier seizoenen van de zomer een mierzoete roman over de liefde. Er zit een lichtheid in zijn stijl die goed bij het onderwerp past, maar verder is het vooral tenenkrommend proza.

Delacourt probeert in vier losse verhalen een ode aan de liefde te brengen. Zo is daar de prille liefde, beschreven in een verhaal over de vijftienjarige Louis die zijn buurmeisje Victoire in het geheim adoreert. De verloren liefde vindt haar plek in het tweede deel; hier probeert een 35-jarige vrouw aan te pappen met haar opnieuw tegen het lijf gelopen jeugdliefde. Vervolgens zijn we getuige van een oudere, wanhopige dame die – al smachtend – de liefde herontdekt. Ten slotte belanden we bij een hoogbejaard echtpaar dat hun onvoorwaardelijke liefde niet wil laten verzanden in gebrekkige ouderdom.

Gesmeed concept

Grégoire Delacourt is – naast een gevierd auteur – reclamemaker en eigenaar van een reclamebureau in de Franse hoofdstad. En misschien is dat juist wat deze roman de das om doet: reclamemensen zijn volledig gericht op een concept dat vervolgens wordt omgezet in een pakkende advertentie of een meeslepende tv-commercial. De schrijver heeft met dit boek ook duidelijk een concept gesmeed dat een nogal geforceerde uiting oplevert.

Dat is zichtbaar in een aantal overeenkomsten. Ten eerste spelen de vier verhalen zich grotendeels af in Le Touquet, een badplaats aan de Normandische kust die in de volksmond ook wel Paris-Plage wordt genoemd, omdat hier de meeste Parijzenaars hun strandvertier zoeken. Daarnaast is 14 juli 1999 de dag waarop de meeste bewegingen zich afspelen en als feestelijke quatorze juillet een verbindende factor dient te zijn. Ook de aankomende eeuwwisseling wordt aangestipt in de verschillende verhalen: het einde van de wereld wellicht? Wat staat ons, en dus de liefde, te wachten? Dan is er nog een overdreven insteek met het Franse chanson, veel titels en teksten worden ingevoegd om wat ‘couleur locale’ op te roepen. Als laatste is er het bloementhema, op de een of andere manier vindt de schrijver het noodzakelijk een aantal bloemsoorten als naamgever en metafoor van de hoofdstukken te laten fungeren.

Kunstmatige vorm

Met deze onderdelen boetseert de schrijver/reclamemaker zijn boek. Hij is pas klaar als alles klopt, als alle onderdelen met elkaar matchen en de verhalen als een uitwaaierend geheel in elkaar overlopen. Wat hij over het hoofd ziet is dat zijn roman inmiddels een volslagen geconstrueerde en kunstmatige vorm heeft aangenomen. Het eerste verhaal, van de vijftienjarige pubers, is nog het meest charmant in het onvoorspelbare verloop en het Lolita-achtige einde. De andere delen worden gevormd door vervelende en quasi-romantische kitsch, waarbij Delacourt zich uitput in vermoeiende lyriek om zijn concept sluitend te maken. Met als dieptepunt het stuk over de smachtende dame die uiteindelijk tussen de lakens belandt met haar zojuist opgedoken liefde en zich naderhand in zwelgende gedachten uitspreekt:

Dankjeweldankjeweldankjeweldankjeweldankjewel

Deze roman, die de hartstochtelijke liefde zou moeten beschrijven – wat al een moeilijke opgave an sich is – verzandt in een voorgebakken vorm die niets overlaat aan originaliteit, spontaniteit en werkelijke passie. De schrijver doet een poging om, volgens het schrijfcursushandboek, de diepste menselijke gevoelens te beschrijven, maar verdrinkt in het verraderlijke moeras van clichématige uitkomsten.