Boeken / Fictie

Wereldramp op komst gezien door kinderogen

recensie: Irmgard Keun - Kind van alle landen

Irmgard Keun (1905-1982) bewijst met haar exilroman Kind van alle landen maar weer eens dat het verleden meer schatten kan opleveren dan de overladen dag van vandaag. Dat er twee eerdere vertalingen zijn gemaakt, in 1939 en 1980, zegt ook wel iets.

Het is niet de enige roman die vanwege het nazisme door Querido in Amsterdam werd uitgegeven, in 1938, toen ook de Duitse schrijfster al het hazenpad had moeten nemen. In Oostende volgde een liefde met Joseph Roth, waaraan door diens overmatige jaloezie en het nodige gedistilleerd na anderhalf jaar een eind kwam. Intussen had Keun hem de nodige eer gegeven met de op hem geïnspireerde vaderfiguur in Kind aller Länder. Die wordt in de hele roman gezien door de ogen van pittig dochtertje Kully, als verteller het eigenlijke hoofdpersonage.

Kinderlogica

Vader Peter is succesvol journalist, schrijver en innemer. Hij is weinig bij zijn gezin omdat hij voortdurend op reis is om her en der geld te lenen en van zijn uitgevers voorschotten los te peuteren op boeken die hij meestal nog schrijven of voltooien moet. Een thuis is er niet, want er wordt steeds van hotel en ook nog van stad en land gewisseld. Aan de ogen van Kully trekt in die vooroorlogse tijd heel wat turbulentie voorbij. De lezer bevindt zich in de alwetende positie ten opzichte van de wereldramp in voorbereiding. Nog niet de helft daarvan dringt echt tot Kully door. Geen nood, want wat ongerijmd lijkt, rijmt haar fantasie en kinderlogica tot iets wat klopt. Vaak is dat grappig en van een zeker schattigheidsgehalte.

Voor de afwisseling van taal is het goed dat Kully hier en daar van grote mensen een brief leest of gesprekken weergeeft. Het kinderperspectief gaat Keun zo goed af dat je haar ervan verdenkt ook zelf de wereld als een kind bekeken te kunnen hebben. Het is niet alleen een kwestie van denken, maar ook van formuleren: bijvoorbeeld niet ‘tegenwind’, maar ‘de wind hield ons tegen’. Al met al kun je in het verhaal drie lagen zien die elkaar organisch aanvullen: de kinderlijke, de volwassen en de literaire. Niet mis, zo’n compositie.

Onmacht

We beleven het leventje van het meisje goeddeels zintuiglijk. Ze ziet en hoort de wereld om zich heen als een fait accompli, terwijl de volwassenen weten dat die wereld nooit zo had mogen verscheuren en zij angstig en onzeker zijn over de nabije toekomst.

Waarom moet je eigenlijk volwassen worden als je daar alleen maar verdrietig van wordt? (…) Mijn moeder heeft een keer gezegd dat je als volwassene schuldig wordt en niets ter wereld maakt je verdrietiger dan schuldig te zijn.

Moeder Anni, Annchen in de wandeling, lijdt onder de gedurige armoe en de stress er steeds maar alleen voor te staan. De vader lijdt op zijn meer wereldse manier. Door zijn schijnbaar opgewekte onmacht, waaraan heel wat alcoholische slokjes zijn toegevoegd, wordt zijn lijden en daarmee het lijden van zijn gezin niet bepaald verholpen. Tegen Annchen: ‘De tijden zijn erger dan ooit. Eigenlijk zou ik eerst jou en Kully en dan mijzelf moeten vermoorden. Maar je weet dat ik geen greintje verantwoordelijkheidsgevoel heb.’

Springerig

Het kinderlijk associatieve vertaalt zich in springerige alineaatjes, vaak niet langer dan één zin. Kully staat niet lang ergens bij stil. Het is veel meer dat haar zintuigen op scherp staan dan dat ze overdenkt. Dat komt vooral door de stroom van nieuwe ervaringen dankzij de moeilijk berekenbare vader, en dat dan ook nog op een breekpunt in de wereldgeschiedenis. Daardoor geeft de roman naast een indrukwekkend verhaal een uniek tijdsbeeld.