Boeken / Non-fictie

Wie was Cissy van Marxveldt?

recensie: Monica Soeting - Cissy van Marxveldt

Cissy van Marxveldt is bekend vanwege haar romans over Joop ter Heul. Dat zij meer – veel meer – geschreven heeft, blijkt uit Monica Soetings biografie van de schrijfster. Van Marxveldt sprankelt vooral in haar eigen woorden.

Dat Setske de Haan (1889–1948), in het Friese Oranjewoud geboren, een literair voorbeeld van Anne Frank zou worden en honderdduizenden meisjes met haar boeken zou vermaken, stond bij haar geboorte niet vast. Rijk was haar familie niet, een carrière in de letteren lag niet voor de hand. Toch was dat wat er in de laatste dertig jaar van haar leven gebeurde: onder het pseudoniem Cissy van Marxveldt werd ze een van Nederlands bestverkopende schrijvers. Over de auteur was tijdens haar leven weinig bekend, en, zo blijkt uit Cissy van Marxveldt. Een biografie, wat bekend was, strookte niet altijd met de werkelijkheid: ze zette zichzelf dikwijls neer als een brave huisvrouw, wat prima paste bij wat er in die tijd van vrouwen verwacht werd, maar niet bij wie zij was.

‘Cissy van Marxveldt is de literatuurgeschiedenis in gegaan als schrijfster van vrolijke, luchtige meisjesromans als de Joop ter Heul-serie (1919-1925) en Een zomerzotheid (1927)’, concludeert Monica Soeting aan het einde van Cissy van Marxveldt. Je proeft dat Soeting het niet eens is met de twee misverstanden die met die faam verbonden zijn: zo heet Van Marxveldt meer dan twintig romans geschreven en waren haar boeken niet suffe ‘meisjesromans’, maar vaak ook emancipatoire geschiedenissen.

Tegenlezen

Dit beeld – Van Marxveldt als auteur van een klein aantal vrijblijvende, naïeve werkjes – probeert Soeting recht te zetten. Dat doet ze voortvarend: ze staat stil bij elke roman die Van Marxveldt sinds haar debuut Game – and set! (1917) publiceerde en laat zien dat een aantal vrouwelijke personages zich uitermate vernieuwend en onafhankelijk opstelden. Hiervoor gebruikt Soeting het begrip ‘tegenlezen’, dat onder andere door de Amsterdamse hoogleraar Pamela Pattynama gebruikt wordt om aan te duiden dat verhalen op meerdere niveaus gelezen kunnen worden, waarvan minstens één een subversief karakter heeft.

Wanneer bijvoorbeeld Joop ter Heul op deze wijze gelezen wordt, komt de gelijknamige heldin naar voren als ‘de eeuwige en vrouwelijke rebel’, zoals Pattynama het omschrijft. Van Marxveldts vrouwen zijn niet altijd ondergeschikt aan hun man: ze verkent juist ook andere rollen die een vrouw op zich kan nemen. Soeting vertaalt deze onder academici gangbare interpretatie naar een groter publiek. Dat levert niet altijd het spannendste proza op, dat her en der aanvoelt als een invuloefening.

Gebrek aan documenten

Soetings biografie lijdt echter vooral onder het mankement dat alle biografen moeten vrezen– een waar ze zelf niks aan kan doen: een gebrek aan brieven, dagboeken en andere documenten waardoor de lezer dichter bij Van Marxveldt zou kunnen komen. Of zij deze zelf vernietigd heeft of dat ze verloren zijn gegaan tijdens de Tweede Wereldoorlog, feit blijft dat Soeting nooit goed voorbij de buitenkant van haar onderwerp kan geraken. Hierdoor kan ze episodes uit Van Marxveldts leven vrijwel nooit verdiepen. In plaats daarvan gebeuren dingen – een nieuwe roman komt uit – en vinden anderen – critici – er wat van. Op naar de volgende.

Dat feitenrelaas wordt afgewisseld met context en interpretatie. Soms komen die goed van pas, zoals wanneer Soeting uitweidt over de sociaaleconomische Friesland aan het einde van de negentiende eeuw of de omgangsvormen in het Amsterdam van de jaren 1910. Op andere momenten leiden ze echter af: wanneer Soeting te lang doorgaat over de functie van pseudoniemen of de Britse New Woman-literatuur, verdwijnt Van Marxveldt zelf te veel uit beeld. Het mooist zijn de momenten in deze  biografie waarop de schrijfster zelf aan het woord komt en haar precieze, aandoenlijke stijl de lezer meeneemt:

Op ’t laatst verzeilden we in een chocolawinkel, waar een soldaat mee hielp bedienen, die Jo direct aansprak met ‘Juffrouw’ tot groote hilariteit van de andere koopers. Die soldaat stotterde, sprak door zyn neus, en lispelde. Eerst merkten wy het nog zoo niet, maar toen wy begonnen de pryzen te vragen van alle dingen, trof het ons opeens, hoe gek hy praatte.