Theater / Voorstelling

Vluchtelingenproblematiek blijft op afstand

recensie: NTGent - Dit zijn de namen

NTGent waagt zich met Dit Zijn de Namen, naar de roman van Tommy Wieringa, aan een actueel thema in het theater. De Duitse gastregisseur kiest bewust voor een afstandelijke benadering van de vluchtelingenproblematiek. “Doen alsof” met de werkelijke horror op de stoep van het theater is geen optie volgens Philipp Becker: ‘Ik zou beschaamd zijn.’

Een groep vluchtelingen gaat voort in een uitzichtloze tocht over de Oost-Europese grens, terwijl politiecommissaris Pontus Beg (Stefan Van Watermeulen) een ontdekking doet over zijn Joodse bloed. De twee verhaallijnen uit Wieringa’s roman zijn door Koen Tachelet bewerkt tot een soms wat complex verweven geheel. De eerste woorden van de politiecommissaris worden vrijwel direct onderbroken door de Jongen (Risto Kübar) die zich spelenderwijs van het zandkleurige decor laat glijden.

De bewerking van NTGent gaat verder dan de roman van Wieringa. Het verbindt de gevreesde vluchtelingenstromen met de veelbesproken Europese geschiedenis: dat wat zich niet zou laten herhalen. En daarbovenop zijn Dit Zijn de Namen ook nog eens de eerste woorden van het boek Exodus: de uittocht van het Joodse volk uit Egypte naar het beloofde land. In andere woorden ‘een goddelijke belofte naar trouw’. Becker heeft duidelijk geprobeerd om niet alleen de vluchtelingenproblematiek onder de aandacht te brengen, maar met name het licht te werpen op het recht om gered te worden. Voor degene die niet bekend is met de oorsprong van het verhaal, is het helaas niet gemakkelijk om zich te verliezen in het veelbelovende stuk.

Uitzichtloos visueel

RecensieDitzijndenamenVisueel sterk is de voorstelling absoluut. De scenografie van Bettina Pommer versterkt de verbeelding van tegelijkertijd de leegte van de woestijn, de uitzichtloze pogingen tot survival en de vernietigende golven van de zee. Met een strak zandkleurig decor en kostuums in aardse tinten schuifelen de personages als blanco identiteiten over het toneel. Het enige object is een plastic zak gevuld met modder: Afrika. Het zwarte gat wordt de ene minuut over het toneel gesmeten en de volgende minuut bemind. Tegen het einde van het stuk wordt eindelijk aan de lichtknoppen gezeten en begint een spel met schemer en schaduw. Het slotbeeld is adembenemend als de vijf personages gehurkt, met de billen van de grond, onderin de golf wachten: wachten op de oneindige golf die hen elk moment komt verlossen.

Gek genoeg ontroert het stuk niet. Het ontbrak tevens aan een brok. Ik ben bang dat voor een volledige overgave aan Beckers regie het noodzakelijk is om Wieringa’s teksten van tevoren te lezen. Zonder voorkennis zal de voorstelling echter evengoed een vlaag indrukken op leveren.