Kunst / Expo binnenland

Verhalen verteld door indrukwekkende uitvergrotingen

recensie: William Kentridge – If We Ever Get to Heaven

De Zuid-Afrikaanse kunstenaar William Kentridge (1955), bekend om zijn houtskooltekeningen en zijn geanimeerde films, heeft wederom een indrukwekkende tentoonstelling weten te creëren, ditmaal in het – net zo indrukwekkende – EYE filmmuseum aan het IJ in Amsterdam. Zijn beeldend werk heeft een politiek verhaal en is duidelijk bedoeld om de kijker een boodschap mee te geven.

Anders dan in het MoMA in New York in 2010, waar een overzichtstentoonstelling van Kentridge van drie decennia te zien was, laat hij in EYE nu een nieuw werk zien en wel de 45 meter lange geanimeerde film More Sweetly Play the Dance (2015), die zich toont als een ‘dance macabre’ van schaduwen en silhouetten. Er komen meerdere figuren voorbij en zelfs verschillende figuren welke weer andere figuren dragen, begeleid door trieste doch opzwepende muziek. Voorbij komen, onder andere: een band met veel trommels en trompetten; een vlaggendrager; een drietal skeletten en andere figuren, welke als het ware door de modder worden voortgesleept. Zijn zij allen tezamen een afspiegeling van de Zuid-Afrikaanse maatschappij? Gedragen worden grote afbeeldingen van mensenhoofden en een aantal vogels; deze attributen zijn aan het begin van de tentoonstelling ook los te zien, als vergrote tekeningen op uitgesneden karton, op ijzeren pinnen ongeveer 15 centimeter afstand van de muur. De ‘dans’ doet zich voor als een optocht, waar het soms net geesten lijken die de toeschouwer van scherm tot scherm kan volgen. Kentridge wil met zijn nieuwe werk refereren aan het verhaal van De grot van Plato. Hij wil in het midden laten of wij daadwerkelijk kijken naar de figuren die wij (denken te) zien, of slechts naar hun schaduwen.

© Studio Hans Wilschut

© Studio Hans Wilschut

‘Bewegende oogjes’

In twee aansluitende ruimtes zijn vervolgens nog twee andere werken te zien, namelijk de 8-delige video-installatie I Am Not Me, the Horse Is Not Mine (2008), een werk gebaseerd op De neus van Nikolaj Gogol, en ook een reflectie op een esthetische vormentaal uit de jaren 1930, die (in Rusland) deel was van de hoop op een revolutie. Daarnaast bestaat nog een ruimte met een werk dat van buitenaf al te zien is, de film Other Faces (2011) – Kentridges tiende werk uit de reeks Drawings for Projection (1989 – 2011). De bezoeker kijkt door een raam naar het verhaal dat zich achter glas afspeelt, als een tweede laag van wekelijkheid in het werk.

Eenmaal binnen is te zien hoe geschiedenis geschreven en herschreven wordt. In deze geanimeerde film ontstaan houtskooltekeningen van verschillende mensen die lijken op poppen met bewegende oogjes, welke vervolgens weer verdwijnen en later weer terug komen. Er komen woorden voorbij als ‘The Widow / The Orphan / The Stranger’ en zinnen als ‘That which is not drawn’ – waarmee Kentridge lijkt te doelen op het maakproces van kunst, welke volgens hem constant in beweging zou moeten zijn. Toch is zijn werk op een bepaalde manier juist statisch te noemen, omdat met name More Sweetly Play the Dance en Other Faces duidelijk een verhaal in zich dragen en duidelijk een begin en een eind hebben, waardoor er weinig ruimte over blijft voor een interpretatie van de toeschouwer. Maar ook een installatie als I Am Not Me, the Horse Is Not Mine heeft een (politieke) boodschap en verhaal. Het is dan ook duidelijk dat Kentridge naast beeldend kunstenaar ook opera- en theaterregisseur is.

© Studio Hans Wilschut

© Studio Hans Wilschut

Lulu

William Kentridge is momenteel in Amsterdam voor de wereldpremière van de door hem geregisseerde opera Lulu (geschreven door componist Alban Berg), te zien tijdens het Holland Festival in het gebouw van de Nationale Opera & Ballet. Tijdens een interview in EYE op 28 mei jl. vertelde hij over het maakproces van de opera en de verbindingen met zijn beeldend werk. Over hoe zwarte inkt bloed wordt en over hoe hij een gelijksoortige werkwijze heeft in zijn theatraal en beeldend werk. In het verhaal van Lulu werd hij aangetrokken door ‘de instabiliteit van begeerte’ en de ‘onechte tederheid’ van deze vrouw en al haar geliefden. Naar eigen zeggen geeft Kentridge in zijn maakproces veel ruimte aan speelsheid en kan een tekening zomaar als projectie in een theaterdecor terecht komen. Een overduidelijke overlap in al zijn werk is wel dat het zich presenteert als een geregisseerd en voltooid verhaal – wat in de beeldende kunst niet altijd gewaardeerd wordt.