Theater / Voorstelling

Familieleed in abstractie

recensie: Toneelgroep Amsterdam - Een bruid in de morgen

In vogelvlucht wordt de witte tent met diverse torentjes omhoog getrokken. Daaronder vandaan komen vader en moeder, waarna moeder de gordijnen snel nog even recht trekt, alsof het bezoek zo de deur binnen valt. Dit gebeurt met een zalmroze zonnebril op haar neus; vanwege het spierwitte interieur, om haar gebroken ogen te verbergen óf om de werkelijkheid niet onder ogen te hoeven komen. Als het doek van het witte ‘paleis’ vanachter wordt uitgelicht is dit laatste het meest waarschijnlijke. Met enkel hun silhouet zien we broer en zus naakt in elkaars armen ontwaken.

In de openingsdialoog al zetten vader (Fred Goessens) en moeder (Marieke Heebink) zich letterlijk meters van elkaar af. Het zwart van hun kleding snijdt met het wit van hun omgeving. De poging van moeder om Thomas (Alwin Pulinckx), hun zoon, te huwen met zijn rijke nicht Hilda (Camilla Siegeritsz), loopt uit tot een rouwige bedoeling in plaats van de bruiloft waar het stuk in eerste instantie naar toe lijkt te werken. Andrea (Hélène Devos) – dochter – staakt, maar durft dan ook weer niet toe te geven aan haar opstand.

In Een bruid in de morgen van Hugo Claus (1929-2008) zien we hoe een gezin geheel geïsoleerd van de samenleving de kromme verstandshouding tot elkaar ontkent. Maren E. Bjørseth werd al geprezen als regietalent na haar afstudeervoorstelling van Ibsens Een Poppenhuis (2012). Na twee jaar theatermaken bij Frascati Producties presenteert zij in coproductie haar debuut bij TA-2, het platform van Toneelgroep Amsterdam waarin jonge regisseurs hun talenten kunnen ontwikkelen.

Nog even over die nicht
Siegeritsz belichaamt in haar rol als nicht Hilda de stereotypering van ons nepgedrag naar de buitenwereld; de hysterie waarmee wij ons als maatschappij in overvloed druk maken om wat wij van elkaar vinden, of beter gezegd, wat die ander van ons vindt. In Een bruid in de morgen wordt in spel de wereld binnenshuis lijnrecht en quasi-cartoonesk uitvergroot tegenover de wereld buitenshuis. Het contrast dat ontstaat ondersteunt het idee van een groot familiegeheim dat ons al in beeld is voorgeschoteld.

De vormgeving van Marjolijn Brouwer is wederom prachtig. Haar werk staat inmiddels bekend om het concrete gebruik van de ruimte, waarin abstractie een belangrijke rol speelt. Grofweg lijkt haar kracht te zitten in het minimale gebruik van diverse materialen. Door de durf om te kiezen voor één duidelijke vorm, krijgt haar ontwerp diverse poëtische invullingen. Het licht en de geheime luiken in de houten speelvloer maken van de witte ’tent’ een huis met – bij wijze van – acht geheime kamers. Hierdoor wordt het voor de acteurs mogelijk om het een en ander te spieken en af te luisteren bij intieme scènes.
De muziek van onder andere Franz Schubert hangt als een onweersbui boven de scène. De zware tonen vullen de ruimte en perst de druk op ieders schouder nog een tikkie extra de aarde in. Eindigend met het strijkkwartet nr. 14, De Dood en het Meisje, slaat de werkelijkheid in als een bom.