Theater / Voorstelling

Autistische wereld vol botsende karretjes

recensie: RO Theater - Een cowboy met zijn handen hoog juicht waarschijnlijk niet

.

Misschien is het geen toeval dat Een cowboy met zijn handen hoog juicht waarschijnlijk niet van Jetse Batelaan voor het RO theater in première gaat in de week dat de overheid de ‘onbewust asociaal’-campagne lanceert. We leven in een steeds vollere wereld waarin we enorm dicht op elkaar zitten. Enerzijds trekken mensen zich in die moderne wereld zo weinig mogelijk van de ander aan, anderzijds staan ze elkaar sneller en vaker op de tenen. En hoe komt het toch dat iemand die aangestoten, geslagen of anderszins gepakt wordt de neiging nauwelijks kan onderdrukken zijn excuus aan te bieden?

~

Dat zien we ook gebeuren in de supermarkt waarin Jetse Batelaan zijn nieuwste voorstelling heeft gesitueerd. Het is een ontwerp van Theun Mosk, deze doos van een meter of zes breed en hooguit ook zo diep, met een hyperrealistische, sterk perspectivische foto vol winkelschappen die suggereert dat de zaak veel langer is. Scènewisselingen vinden plaats door een rolgordijn te sluiten en onmiddellijk weer te openen, als was het een poppenkast.

Poppenkast


In deze levensgrote poppenkast zien we vijf niet al te archetypische figuren in verschillende samenstellingen achter hun karretje wandelen. In een sekseverdeling die de dagelijkse werkelijkheid niet bepaald weerspiegelt: drie doorsnee mannen en twee vrouwen, van wie één vergaand zwanger en de ander met hoofddoek. Ze groeten het publiek als ze om de doos heen lopen en aan de andere kant een winkelkarretje pakken, maar zeggen niets tegen elkaar. Sterker: ze lijken elkaar niet eens te zien, alsof ze allemaal in hun eigen zeepbel, in hun eigen cocon, in hun eigen autisme rondjes draaien door de beperkte ruimte die ze tot elkaar veroordeelt.

Neutraal, onverstoorbaar, gevoelloos, dat is de beste omschrijving voor hoe ze zich gedragen. Zelfs als de moslima bij een van de mannen aan z’n onderbeen gaat hangen als was ze een peuter; als de ‘oudere’ man z’n rechterarm vastpakt en kreunend op de grond valt; als de jonge man een koffer tot op de vierkante centimeter molt; als de zwangere vrouw iemand tien keer met een tas in z’n gezicht mept; als er drie karretjes door de lucht vliegen. Heel even lijken de ‘slachtoffers’ te reageren, een lichte verontwaardiging, een bescheiden glimlach, een tijdelijk rode kop, maar het is toch vooral veel actie zonder inter – ieder voor zich.

Boeiende slapstick

~

Je zou zeggen: hoe krijg je er een uur mee vol? Het is inderdaad een godswonder hoe er telkens weer iets onverwachts gebeurt, zelfs als je denkt dat nu alle situaties die je kunt laten zien rondom vijf mensen met een winkelkarretje in een supermarkt wel gepasseerd zijn, inclusief herhaling met een twist. Al die gekheid roept nauwelijks plaatsvervangende schaamte op, geen machteloosheid ook; iets wat je wel zou verwachten als mensen elkaar laten creperen en verrot meppen. Nee, leedvermaak, da’s vooral wat er over de toeschouwer komt bij deze slapstick van uitgestreken smoelen van vijf oersterke mimeacteurs, en dat is genoeg om te blijven boeien tot het bittere end.

Wie het werk van Jetse Batelaan een beetje kent, weet hoe goed hij de theaterwetten doorziet en met ze kan spelen. Dus je zou denken dat hij dat lachen uit ongemakkelijk onvermogen heel bewust oproept bij het publiek. Hij houdt ons een spiegel voor, wil ons iets laten voelen, dat is duidelijk. Maar anders dan bij zijn andere voorstellingen geeft hij zo weinig, is deze zo kaal, uitgekleed en rechttoe-rechtaan dat je je na afloop afvraagt of er wel meer achtersteekt, of je niet hinein zit te interpreteren. Hield Batelaan in het maakproces te weinig rekening met het (gebrekkige) intuïtieve interpretatievermogen van zijn publiek – of ben ik zelf zo autistisch, ongevoelig of murw dat ik het niet kan invoelen?