Theater / Voorstelling

Nooit uit de maat

recensie: Noord Nederlands Toneel - Carrousel

Op het vriendelijk klinkende deuntje van Dancing Queen draaien de acteurs zich warm. Of zijn ze al begonnen? De teller staat op 30 dagen, het haar is vet en de uitputting is van de gezichten af te lezen.

Alsof premières al niet spannend genoeg zijn, is Carrousel de eerste voorstelling van het “nieuwe” NNT. Guy Weizman was de gedroomde opvolger van oud artistiek leider Ola Mafaalani, maar heeft nu grote schoenen te vullen. Twee jaar eerder maakte Weizman zijn regiedebuut bij het NNT met De Twaalf Gezworenen. Nu neemt hij wederom een film als uitgangspunt; Sydney Pollack’s verfilming van het boek They Shoot Horses Don’t They. Van huis uit choreograaf, onderwerpt Weizman zijn acteurs onmiddellijk aan de uitputtende fysieke discipline; in een dansmarathon.

Tot het einde

Het is de survival of the fittest, van de 200 paren zijn er nog vijf over. “Watch those knees,” want als de knieën de grond raken, ligt het koppel uit het spel. Als gladiatoren gaan de koppels door tot het laatste danspaar. De ceremoniemeester (Igor Podsiadly) ziet eruit als een meedogenloze carnivoor gekleed in zijn bontjas met cowboyhoed. Met een sadistische glimlach en een toch aanstekelijke enthousiasme brengt hij heel het publiek tot een warm daverend applaus. Een ding is duidelijk; wij komen hier om vermaakt te worden. Het geknisper van de uitgedeelde popcorn in de zaal wordt overstemd door het droge gelach van de lachband.

Onder de haastige cadans van de muziek van Asko Schönberg’s K[h]AOS knallen we de voorstelling in. Dagen en animaties vliegen voorbij en in de halfronde arena beginnen de koppels aan hun dertigste dag. Strak bewegend op de eeuwig tikkende teller blijft Carrousel strak in de maat van de muziek. Zonder stil te staan, wisselt elk danspaar netjes de scène af. We draaien van dialoog naar dialoog en dromen en problemen worden uitgesproken.

Gelukkig zitten er in die strakke choreografie momenten van speelsheid. Een fout ingezette dansbeweging van Veerle van Overloop wordt komisch terecht gewezen. Bram van der Heijden heeft onmiddellijk de lachers op zijn hand wanneer hij onnozel grinnikend het publiek in kijkt. Echter, dat lachen vergaat het publiek wanneer Van der Heijden dolblij een onthoofdingsfilmpje beschrijft; een nogal geforceerde poging tot actualiteit. Terwijl de personages eeuwig ronddraaien in duizelingwekkende pseudofilosofische gesprekken, doorbreekt Podsiadly het voorspelbare. “Fuck the poetry! We willen geen poëzie, we willen nederlaag. 1234 Changez”! Zo dirigeert hij iedere scène strak naar de volgende.

Worden we gezien?

De één danst om niet vergeten te worden, de ander juist om te vergeten, maar iedereen wil vooral gezien worden. Weizman wil vooral dat álles gezien wordt en laat de kijker geen moment in het ongewisse. Zoals wanneer de danseres met haar overduidelijk dikke buik er voor de zekerheid nog even naar wijst, wanneer ze praat over het leven erin. Binnen no time liggen in Carrousel alle problemen op tafel. Bij aanvang legt Podsiadly de thematiek voor ons al even haarfijn uit: “Waarom willen jullie hiernaar kijken?” Het lijkt een poging tot confrontatie, maar de behoefte alles uit te leggen laat het publiek nog net iets meer ontspannen wegzakken in het veilige donker van het auditorium.

Zoals Van der Heijden zegt: “Als iedereen ziet blijft niets verborgen.” Zo is Carrousel juist sterk als Weizman laat zien en stopt met uitleggen. In de eindrace dansen de spelers zich te midden van duizelingwekkende Visuals al maar sneller naar de uitputting. Onder het hysterische enthousiasme van spreekstalmeester Podsiadly blijft het publiek klappen, maar klinkt daar langzaam een vertwijfeling in door. Het applaus verstomt en we blijven staren, uitgeput kijkend naar de klok blijven de dansers bewegen. Waarom weten ze al lang niet meer, wat er te winnen valt doet er niet toe en wie er gaat winnen evenmin. De dansers blijven dansen, en wij, wij kijken toch wel. Maar waarom?