Theater / Voorstelling

Een prettig oordeelloos seksweekend

recensie: Het Zuidelijk Toneel - Een soort van mooi

Twee jonge mensen brengen het weekend door in bed, bij haar thuis. Ze seksen wat, eten wat, drinken wat en… wandelen met het hondje van de buurvrouw. Mocht dit klinken als een redelijk saaie bedoening, de enscenering doet daar nog een schepje bovenop: een stel op een stoel aan een minuscuul bartafeltje, punt. En dat bijna een uur en een kwartier lang. Toch is Een soort van mooi allesbehalve saai. Marcel Osterop en tegenspeelster Constance Kruis slepen de kijker in een sterke afwisseling van inhoudelijke monologen en tamelijk lege dialogen in een dik uur door alle ‘opwindende’ facetten van een relatie.

~

Een paar grote filmlampen schijnen in een krappe cirkel om de jongen en het meisje. Ze zeggen: het wereldje van deze twee mensen bestaat op dit moment uit elkaar, de rest doet er even niet toe.

Zij bijt het spits af. Op bijna dweperige toon schetst ze wat hij voor haar betekent. Voor haar, de doemdenker die niet goed voor zichzelf zorgt. Al in haar eerste monoloog schemert door: zij maakt zich graag afhankelijk van hem, heeft hem nodig. Als hij begint te vertellen, blijkt al snel dat hij, de zonnigere van de twee, haar ook nodig heeft. Of misschien: het nodig heeft dat zij hem nodig heeft. Of zoiets. Want liefde, nee, dat is het niet, al zou je het soms wel bijna denken. Het is een noodoplossing. Maar wel een goede. Hij glimlacht slechts subtiel als zij aan het woord is – en andersom. Ze kijken nauwelijks naar elkaar, zijn ook schijnbaar afwezig bij het verhaal van de ander, gezien de ontboezemingen die ze over het voetlicht brengen. Dat roept een prettige, intieme spanning op, opmaat naar het voyeurisme van komende scènes.

Boswandeling

~

Na vier monoloogjes is ongeveer duidelijk hoe de vlag erbij hangt en komt de eerste dialoog zo goed als uit de lucht vallen. Van een maf raadspelletje slaat die om in nonchalant geklets over blote dozen c.q. bevers en prittstiften c.q. joekels. Zonder er een erotische lading aan te geven, spreken de jonge acteurs – ook later in het stuk – hele pornoboekjeszinnen uit. Achteloos, in het voorbijgaan, vanzelfsprekend. Mooi.

De toeschouwer krijgt door het (afwezige) open raam een kijkje in het leven van dit stelletje, zo maar een stelletje. Al is daar eigenlijk niets te zien, bestaat de interactie uit gezichtsuitdrukkingen en bescheiden gebaren, verstrijkt de tijd door een korte stilte en spelen zelfs de bedscènes en de boswandeling met Keesje zich louter in woorden – en dus in de hoofden – af.

Osterops levendige tekst, zijn eerste ooit, is uit het leven gegrepen en in prikkelende spreektaal. De woorden krijgen de aandacht die ze verdienen; de ultrakale enscenering van Olivier Provily eist in ieder geval niet de aandacht op, houdt hooguit de blik gericht. Ook het genuanceerde, gedoseerde spel van Oosterop en Kruis geeft de inhoud bijval. De twee houden je erbij, geholpen door voldoende plotselinge, maar terloops gepresenteerde scèneovergangen en de snelle ontwikkeling in hun relatie (sommigen doen daar jaren over…).

 Het allermooist aan Een soort van mooi is dat het zo prettig oordeelloos is. Geen van beiden heeft gelijk of ongelijk. Ze wekken geen uitgesproken sympathie of antipathie op. Oké, ze zijn een beetje depri en afhankelijk of een beetje vrolijk en dwingend. Dat mag. Sterker, dat moet. Want juist daarom werkt deze noodoplossing zo goed.

Een soort van mooi is nog tot 13 oktober 2007 te zien. Kijk hier voor meer informatie.