Theater / Voorstelling

C’est nostalgie humoristique

recensie: Bambie - Bambie Treize

.

~

En dat gaat, zoals de titel al aangeeft, in het Frans. Schoolboekenfrans, dat dan weer wel. In het kleine appartement, met uitzicht op de Eiffeltoren, scharrelt speler Jochem Stavenuiter rond en benoemt, niet zonder trots over zijn woordenschat, de voorwerpen in de ruimte: ‘C’est une telephone, le telephone est noire.’ Maar niet voordat hij zichzelf aan het publiek heeft voorgesteld: ‘Je m’apelle Jean-Paul… Jean-Paul.’ Jean-Paul blijkt ook nog een vriendinnetje te hebben (‘Michelle. Michelle est belle.’) en een vriend annex concurrent in de liefde (‘Je m’apelle George… George’). Er wordt gerookt, gepraat over jazz, versierd, een blauwtje gelopen, zelfmoord gepleegd, gedansd, nog een keer zelfmoord gepleegd, gevochten.

Daar tussendoor richten de personages zich verdacht veel tot het publiek. En lijkt het appartementje van Michelle (‘la maison est petite’) wel erg veel op een naturalistisch theaterdecor op een verhoogd podium. De personages zijn dan ook geen echte Fransen, maar acteurs die op een knullige wijze spelen dat ze Frans zijn en op die manier een fictief beeld van Parijs aan het eind van de jaren vijftig proberen op te roepen. Met die dubbele bodem is Bambie Treize ook een zoektocht naar de oorsprong van nostalgie, naar een geschiedenis die waarschijnlijk nooit bestaan heeft.

Maar Bambie Treize is vooral erg geestig. Met de energie en het spelplezier dat de voorstellingen van Bambie kenmerkt, stuiteren de spelers door het appartementje. Jochem Stavenuiter moet het op de vloer wel zonder vaste partner Paul van der Laan doen. Die koos er deze keer voor om aan de kant te blijven zitten om te regisseren. In plaats van Van der Laan wordt Stavenuiter bijgestaan door Klaus Jürgens van het Hans Hof Ensemble en Ibelisse Guardia, met wie Bambie vorig jaar ook al samenwerkte. Guardia ontpopt zich in deze voorstelling als een waar talent. Niet alleen steelt zij de show als soms nuffige, dan weer passievolle, maar altijd mysterieuze Michelle, ze blijkt ook nog niet onverdienstelijk piano te kunnen spelen. En net als vooral Jochem Stavenuiter heeft ook Guardia een fijn gevoel voor humor.

~

Die humor heeft ook zijn nadelen. Misschien is Bambie Treize net iets té leuk, té geestig. Misschien overheerst het spelplezier net iets te veel. De tragiek van de personages, het liefdesverdriet, de melancholie die onder hun handelingen verborgen zit, het komt te weinig uit de verf. Zo is de scène waarin George Michelle tot vervelens aan toe vertelt dat hij van haar houdt vooral leuk en nergens pijnlijk. Datzelfde geldt voor de talrijke zelfmoorden. Met iets meer tragische tegenkleur zou de voorstelling wellicht aan diepgang en gevoel winnen.

Dat neemt niet weg dat de vrolijke nostalgie en het spetterende happy end wel degelijk een gevoel van verlangen oproepen naar een Parijs waar de liefde en het ‘joie de vivre’ bloeien. Een Parijs dat nooit heeft bestaan. Je zou je zo graag bij Jean-Paul, George en Michelle in het appartementje voegen, dat je potdorie nog heimwee naar die tijd gaat krijgen ook.