Theater / Voorstelling

Tegendraads, eigenwijs en slopend

recensie: Club Gewalt - Club Club Gewalt 5.0 Punk

Ze vragen niet, ze eisen: “Lik mijn roze klamme kutje!” Met hun teksten zijn ze recht door zee: “De VVD is niet oké!”. Club Gewalt goes Punk en zoals altijd gaat Club Gewalt all the way. Als in een Mosh pit vliegen we alle kanten op, en soms vraag je je af, hoe kwamen we hier in godsnaam terecht?

Dat Club Gewalt een goed feestje kan bouwen hebben ze al meerdere malen bewezen in hun eerdere “Clubshows” als de Variéte show Club Club Gewalt en de Nachtclub Karaoki Kanye. De zee van plastic cups en de dreunende bas verraden nu hun keuze voor een ander genre: Punk.  In het eerste opzicht is Club Gewalt meer Glamrock dan punk. De drummer draagt een T-shirt in een te klein vrouwenmaatje, waardoor zijn borsthaar er trots overheen pronkt en in het openingsnummer zingt een zangeres over de disco.

Maar laat je niet misleiden door de glitter, de leggings en de getekende baardjes. Een alles verwoestende energie straalt van het podium de zaal in. De sloopkogels die boven ons hangen kunnen daar slechts een voorbode van zijn. Club Gewalt komt om ergens tegen aan te schoppen: tegen slanke vrouwen, tegen vleeseters en tegen Amsterdam, want als oer-Rotterdams gezelschap vindt Club Gewalt dat natuurlijk ook stom.

Met slechts drie woorden zet Club Gewalt een Patti Smith waardige performance neer: “Sixtijnse Angelsasksisch Patriarch”. De rest van de club kijkt toe met een blik die tussen woede en verveling inhangt: de ogen vurig en de mond ontspannen open. Performer Sanna Vrij verheft de nietszeggende woorden tot een waar kunstwerk als ze de tekst niet langer poëtisch zegt maar krijst. Iets dat in The Factory niet zou misstaan.

Voorbij de punk

Het Fringepubliek staat er vooralsnog wat ongemakkelijk bij. Gaan we de hele tijd staan? Hoor ik mijn buurman denken. Maar wie denkt in dit eerste deel, het punkconcert, de lijn van de drie uur durende performance te kunnen vatten heeft het mis. We duikelen een totaal andere kant op om (tot geluk van mijn buurman) comfortabel in een stoel te eindigen.

Ook onze trommelvliezen mogen bijkomen, want Club Gewalt laat de conventies van de Punk ver achter zich. Gelukkig maar, want deze performers zijn tot veel meer in staat dan drie akkoorden op een gitaar te rammen. Ze zingen een Arvo Pärt-achtig klassiek koornummer. Dat van zo’n pure schoonheid is, dat ik totaal vergeet waar ik ben en mijn mond na afloop nog van verbazing open staat.

In het tweede deel laat Club Gewalt ook de muziek even voor wat het is en gaat door op de thematiek. We kijken toe hoe het Kapitalisme wordt geboren, of nou ja “Kapitalismus” (Amir Vahidi) een aan Sacha Baron Cohen’s Brüno denkende nichterige Duitser met een groot enthousiasme voor alles. Zelfs voor anarchisme, “with a couple of rules ofcourse”

Wat volgt is een onsamenhangend stuk, Amir toont zijn talent voor imitaties en typetjes, en transformeert onder andere in een willekeurige Marc-Marie Huijbregts. Hij ontpopt zich tot een ware komiek. Een die de plank zo stevig misslaat met zijn grappen dat hij het publiek, tegen alle regels in, wonderbaarlijk genoeg meekrijgt in zijn meligheid.

BINGO! BINGO!

Misschien is het de aanstekelijke energie van de performers, misschien is het de bar die nooit sluit, maar in het derde deel lijkt het publiek onherkenbaar. Waar we eerst nog schuchter en beleefd licht op de maat van de muziek headbangden steken we nu agressief onze vuisten in de lucht. Op ACDC’s Thunder krijsen we zo hard als we kunnen “BINGO! BINGO!” We lijken klaar om een revolutie te ontketenen.

Die energie wordt alleen met een therapeutisch tijdverdrijf uitgeblust. Be careful what you wish for: we gaan daadwerkelijk Bingo spelen. Na de eerste ronde doet de Host wat ze kan om ons nog mee te krijgen, we staan op stoelen, we grunten een Yell, maar de aangewakkerde anarchistisch puber in ons doet ons verveeld worden en afhaken.

Club Gewalt heeft lef, ze zoeken de grenzen op van hun creativiteit, werken tegen alle regels in en rekken hun sketches zover op dat het publiek in een bizarre staat van vervreemding raakt. Maar daarin schuilt ook een gevaar. Wanneer Club Gewalt, na nog een pauze, in een overdreven soap-achtig toneelstuk een licht op de Amerikaanse politiek probeert te werpen is mijn innerlijke vuur al lang uitgedoofd. Ik haak compleet af.

En zelfs dan na middernacht, na een onzinnig toneelstuk, na iets te veel bier, weet Club Gewalt mijn aandacht weer te pakken. Robbert Klein breekt in, met zijn ogen gesloten trapt hij als een bezetene op de maat van de muziek. In een krachtige kopstem zingt hij keer op keer vijf woorden: “Take me to the bridge”.

Zo keert Club Gewalt ongestructureerde chaos terug naar de essentie, de betoverende energie van de muziek. Want hoeveel typetjes, kneuterige kostuums en slechte pruiken Club Gewalt ook uit de kast trekt, in een ding is Club Gewalt bloedserieus: de muziek. En die gaat door merg en been.