Theater / Voorstelling

Sodom en Suburbia

recensie: Double Bill: Trouble in Tahiti + Clemency

In het kader van het Opera Forward festival bij De Nationale Opera is een double bill geprogrammeerd. De term slaat op twee opera’s die qua thematiek, of chronologie, of plaats van handeling samenhangen. Of die samenhang krijgen door een regie-ingreep. Zoek de overeenkomsten en de verschillen…

De eenakters Trouble in Tahiti (Leonard Bernstein, 1918 – 1990) en Clemency (James MacMillan, 1959) die afgelopen 22 maart in première gingen vertonen op het eerste gezicht alleen een formele gelijkheid. Beide hebben een echtpaar in de hoofdrol, bijgestaan door een trio. Pas later vallen ook gelijke thema’s op: de rol van een kind binnen een huwelijk, het vergeefse zoeken naar communicatie van de echtelieden, en de leugenachtige wreedheden die mensen elkaar aandoen.

Loodzware presentatie van bijbelverhaal – Clemency (**)

In de regie is gekozen voor een contrast tussen de eerste en de tweede eenakter. Een leeg zwembad (bekroond decor van de Italiaanse designers Elena Zamparutti en Gisella Cappelli) is voor Trouble in Tahiti gevuld met de attributen van The American Dream. Een roze sofa, een luxe tourfiets, een pot met een kamerpalm, allerlei huishoudelijke snufjes uit de vijftiger jaren en een gele New Look -jurk voor mevrouw. Meubilair en aankleding zijn de tekens van welvaart-voor-iedereen. In Clemency – na de pauze – liggen op de bodem van het zwembad alleen dorre bladeren. De droom is uit; nu volgt de harde werkelijkheid.

Om met dat laatste te beginnen: MacMillan heeft in Clemency met librettist Michael Symmons Roberts het bijbelverhaal van de kinderloze Abraham en Sarah en de opmaat tot de vernietiging van Sodom en Gomorra uit Genesis gebruikt. Abraham bidt tot zijn god in een merkwaardige geheimtaal. Het lijkt soms op een rudimentair soort Hebreeuws maar er is geen vertaling onder de fonetisch uitgeschreven woorden in de boventitels – zou het zelfbedacht zijn? Dan verschijnen opeens drie vreemdelingen. Ze zingen hetzelfde heilige koeterwaals. Het echtpaar onthaalt ze op spijs en drank en de gasten beloven hen een zoon, waarop Sarah lacht: welnee, ze zijn al veel te oud. De gasten ergeren zich. Twijfelt ze soms aan de goddelijke macht?

Sarah wordt op de eettafel gehesen en daar ter plekke bevrucht met een special-effect van de belichting. Waarna de gasten, nu opeens voorzien van bomgordels, verklaren twee steden, waarvan de inwoners heel erg slecht zijn, te gaan vernietigen. De discussie die volgt – Abraham probeert de terroristen tot clementie om te praten – mag niet baten.

Dit alles is door MacMillan getoonzet in een loodzwaar muzikaal idioom van uitsluitend strijkers. Je hoort allerlei liturgische bronnen: Gregoriaans, Oosters-Orthodox, Joods en Islamitisch. Maar herkenning leidt niet vanzelf tot echt geraakt worden. Religieus commentaar op de realiteit, of dat nu kinderloosheid of zonde is, werkt niet wanneer de boodschap te eendimensionaal is, te dik er bovenop ligt en instrumentaal te zwaar is aangezet. De vijf zangers zingen hun moeilijke partijen voorbeeldig. Sopraan Jenny Stafford (Sarah) en bariton Frederik Bergman (Abraham) krijgen terecht een staande ovatie.

Vederlicht swingend contrast – Trouble in Tahiti (****)

Wat een verschil vormt MacMillans goddelijk ingrijpen met Leonard Bernsteins bijtende satire Trouble in Tahiti – voor de pauze – over het droevige leven in Suburbia. Onder deze noemer herbergt de Amerikaanse buitenwijk met zijn perfecte gazons en zijn witte villa’s de slechte huwelijken, drankverslavingen, en neuroses van haar bewoners. Drie clowns openen met een ironische lofzang op het griezelig volmaakte dagelijks bestaan, op de tonen van swingende jazz- en reclamedeuntjes.

Hun spottende lofzang komt de hele opera terug en naarmate het huwelijk van de twee echtelieden Dinah (Turiya Haudenhuyse) en Sam (Sebastià Peris i Marco) hopelozer wordt, is de werking van het vrolijke liedje bijtender. In de onderlinge ruzies maken jazz en swing plaats voor atonale passages, die met ogenschijnlijk gemak door deze jonge zangers vertolkt worden. Hun zoon Junior, een zwijgende rol van een drankzuchtige puber, kijkt toe. Vergeten en verwaarloosd door zijn ouders, die opgaan in hun narcistische verlangens en pijnlijke vergissingen, wordt hij een symbool van kinderellende.

De titel Trouble in Tahiti slaat op een clichématige kaskraker, een film die een soort spiegeling is van het onechte leven in Suburbia, waardoor een dubbele onwerkelijkheid ontstaat. Dinah gaat de film zien maar is niet bij machte om het bedrog in verband te brengen met haar zelfbedrog.

Bernstein, die zelf het geestige libretto schreef, heeft feilloos zijn kritiek op de leugen van de Amerikaanse droom getoonzet en onder woorden gebracht. Hiermee heeft hij, door de ‘zonde’ in haar eigen opgewekte vorm te gieten, een oneindig veel moderner werk geschapen dan MacMillan. Dat Clemency in 2010 in première ging en Trouble in Tahiti in 1952 is des te verbazingwekkender.