Muziek / Concert

Grandioos tweeluik over het menselijk tekort

recensie: Zemlinsky en Puccini bij De Nationale Opera
Zemlinsky en Puccini bij De Nationale Opera

Op het eerste gezicht een wonderlijke combinatie: twee zo verschillende muzikale tradities, de Weense en de Italiaanse, in twee eenakters op dezelfde avond. Maar er zijn goede redenen om Eine Florentinische Tragôdie van Alexander von Zemlinsky en Gianni Schicchi van Giacomo Puccini samen uit te voeren.

Beide opera’s zijn honderd jaar oud en staan aan het begin van de moderniteit.
Beide zijn gesitueerd in het renaissancistische Florence – stad van rijkdom en corruptie.
Beide zijn vrijwel doorgecomponeerd, dus zonder de handeling stil te zetten voor een aria.
Beide hebben als thema de ontmaskering van menselijke tekorten.

Een driehoek op een rechthoek

De opera van Zemlinsky, tijdgenoot van Schoenberg, Strauss en Mahler, opent met een donker, ritmisch thema, de orkestkleur herinnert sterk aan die van Richard Strauss. Nog vaker deze avond zal de associatie met diens opera’s ‘Electra’ – haat – en ‘Salome’ – erotiek – terugkomen.
We zijn direct midden in het verhaal: op een roterende en kantelende witte rechthoek speelt zich een gepassioneerde erotische scène af. Een vrouw en haar minnaar hebben nauwelijks in de gaten dat de echtgenoot thuis komt.
Het bewegende platform, dat afwisselend de drie personages op de voorgrond zet, stelt de kamer van textielhandelaar Simone en zijn vrouw Bianca voor. Zij bedriegt haar man met Guido, een Florentijnse aristocraat.

Zemlinsky weet de bewuste en onbewuste gevoelens van zijn drie protagonisten feilloos muzikaal neer te zetten: de van angst en spanning ingehouden adem, de stijgende erotische opwinding, de stilte voor het geweld losbreekt. Het dikke klankweefsel wordt dan even onderbroken voor de verklanking van een bonkend hart of een diepe zucht. Dit is Jugenstil-muziek: krullerig, vegetatief, chaotische tonen van groei en verrotting. Dirigent Marc Albrecht gebruikt het enorme orkest – het Nederlands Philharmonisch Orkest – als een palet om alle kleuren en grillige vormen van de partituur te schilderen. Wat een prachtige vondst om die minimalistische witte kamervloer te gebruiken als tegenhanger.

De geldbeluste middenstander Simone, een fantastische rol van John Lundgren, verbergt zijn argwaan (wat heeft hij gezien?) en verkoopt zijn echtgenote in de vorm van dure gewaden die ze moet showen voor de ongenode gast. Guido, ongemakkelijk, belooft alles te kopen voor het dubbele bedrag. Bianca, mooi vertolkt door Ausrine Stundyte, is de ontevreden, niet geziene vrouw die haar marktkoopman haat en begeerd wil worden door een echte prins. Guido ziet echter alleen zichzelf en bezingt vol vuur zijn weerspiegeling in haar ogen. Nikolai Schukoff zet een overtuigende, narcistische hedonist neer. Hun liefde is geen liefde en het loopt ook slecht af met dit droevige drietal.

Een tragedie voor de pauze – en vervolgens een komedie. Is het getoonzette oude verhaal van Gianni Schicchi (Dante rekent al af met deze oplichter in zijn Divina Commedia) vrolijker?
Nee, meent regisseur Jan Philipp Gloger. Beide opera’s gaan over dezelfde menselijke tekorten. Hebzucht, hoogmoed, hypocrisie, razernij als men zijn zin niet krijgt. De hoofdzonden, kortom.

Een aantal familieleden wacht op de dood – cq de erfenis – van grootvader. Als blijkt dat hij zijn bezit aan de kerk heeft nagelaten breekt de hel los. Kunnen ze er nog iets aan doen? De door allen verachte nouveau riche Schicchi (Massimo Cavaletti) moet iets frauduleus op touw zetten en hij doet dat meer dan voortreffelijk. Zodat aan het eind iedereen, behalve hijzelf, opnieuw woedend is.

De beroemde aria O mia babbino caro wordt weergaloos gezongen door Mariangela Sicilia, die het verliefde meisje Lauretta vertolkt. Lieve pappie, verzin een list, zingt ze, we hebben geld nodig! Maar Puccini kon veel meer dan schlagers schrijven. Ook hier zijn de eerste aanzetten van moderniteit doorgedrongen in het idioom van het Italiaanse verismo. Onverwachte tempowisselingen en geraffineerde groepsscènes waarin ieder personage een eigen partij krijgt. Marc Albrecht leidt het orkest superieur; zonder effectbejag of vertragingen trekt hij de venijnige komedie in één lange adem naar het dubbelzinnige slot. Waarin de wanden van grootvaders sterfkamer opstijgen en de witte rechthoek achterblijft.