Boeken / Fictie

Perfecte controle en heerlijke spontaniteit

recensie: Maartje Wortel - Er moet iets gebeuren
windmolens

Maartje Wortel weet op zo’n manier los, droog en experimenteel over melancholie te schrijven dat elk verhaal razendsnel wegleest en tegelijkertijd raakt.

Met Er moet iets gebeuren keert Wortel, na twee romans, terug naar haar liefde voor het korte verhaal. Het verschil tussen de verhalen zit vooral in de stijl, inhoudelijk draaien ze bijna allemaal om de thema’s verlies en melancholie. Vooral de dood van kinderen blijft terugkomen. Toch zijn verhalen luchtig te noemen. Zitten ze vol humor. En dat is precies de kracht van Wortel.

Verraderlijke eenvoud

De schrijfster weet magistraal de illusie in stand te houden dat het leven in simpele zinnen te vangen is. Neem ‘Als de dingen beginnen te draaien’,  waarin een vader in een inrichting zit en de moeder de kinderen hier plichtmatig naartoe brengt. Onderweg komen ze langs een reeks stilstaande windmolens:

Het leek nooit hard genoeg te waaien. Mijn moeder zei over die molens: Je hebt dingen die voor niets bestaan. Mijn broertje en ik wisten dat ze daarmee niet de windmolens maar mijn vader bedoelde.

Een tweede blik op de titel van het verhaal bewijst dat de eenvoud die Wortel toepast prachtig dubbelzinnig is. Diezelfde eenvoud laat in ‘Daar is de hond’, waarin een stel op steeds vreemdere wijze omgaat met het verlies van hun hond, juist zien in hoeverre Wortel de touwtjes van haar stukken strak in handen heeft. De opbouw is perfect, de lezer wordt op het verkeerde been gezet en uiteindelijk lopen de rillingen over je rug.

Arrogant, maar het werkt

Maartje Wortel was altijd al in staat om met korte, doelgerichte zinnen complexe personages tot leven te roepen. In deze bundel durft ze iets van die regie los te laten door te experimenteren met losse gedachtestromen. ‘Schrijver II’, het langste en meest opvallende verhaal, is hier het beste voorbeeld van. In dit semi-autobiografische stuk over een oude liefde krijgen gedachtestromen ogenschijnlijk de vrije loop. Door het verhaal heen geweven staan fragmenten die ingaan op de verhoudingen tussen schrijver en lezer, schrijver en de tekst en schrijver en de persoon (Maartje Wortel dus).

Goed, het gaat in dit verhaal veel over Wortel zelf. De stijl is intiem, onsamenhangend en misschien ook wel arrogant. Soms vliegt ze hiermee uit de bocht. Zo zegt ze over zichzelf: ‘Ik laat de mensen zien wat ze denken wanneer ze kunnen denken wat ze willen.’ Iets te clichématig. Maar voor het grootste gedeelte werkt Wortels stijl heel goed. ‘Schrijver II’ springt alle kanten op en gaat bijna te snel om bij te houden. Vooral omdat de indringende stijl erom vraagt alsmaar door te lezen.

Ze heeft lef

De grote afwisseling in stijlen (ze wisselt ook vrij tussen de ik-, jij-, wij-vorm) laat Wortels diversiteit zien. En vooral haar lef om te experimenteren. Ze schrijft onder perfecte controle en is tegelijkertijd spontaan. Alsof al die kleine zinnen die plots verbazen, het perspectief doen kantelen, per ongeluk in een verhaal terechtkomen. Dat haar dit keer op keer weer lukt bewijst gelukkig het tegendeel.