Muziek / Album

Gelukkig niet getormenteerd

recensie: Joseph Haydn - Heiligmesse, Paukenmesse, Insanae et vanae curae

Componist zijn is niet eenvoudig. Getormenteerde, miskende zielen die eenzaam op een onverwarmd zolderkamertje pianostukjes in elkaar schroeven, een schraal bestaan dat slechts lijkt te worden afgewisseld met het oplopen van cholera en syfilis en het in het stof kruipen voor lokale hotemetoten. Ze worden dan meestal ook niet oud. Mozart had het met dik dertig wel bekeken, Mendelssohn haalde de veertig niet en van Beethoven was op zijn vijftigste ook al niet zoveel meer over. En dat Rossini zo’n hoge leeftijd haalde had er misschien ook iets mee te maken dat hij na zijn dertigste bijna geen noot meer op papier zette.

~

Kilometervergoeding

Maar er zijn natuurlijk altijd uitzonderingen. Zo’n geval was Joseph Haydn (1732-1809), wiens vijfenzeventig jaren bij overlijden generaties van muziekcritici wantrouwig hebben gemaakt. Nog erger: er is eigenlijk niet zoveel bewijs dat Haydn ooit lange tijd ongelukkig is geweest – het zat vanaf het begin nogal mee. In plaats van voor zichzelf te gaan pennen trad hij al vroeg in zijn carrière in dienst van de stuitend rijke Hongaarse vorst Nikolaus Eszterházy om stukken voor diens hof te schrijven. Zelfs de dood van Nikolaus kon daar geen verandering in brengen, want zoon en kleinzoon hadden ook muziek nodig, die Haydn gewillig leverde. De secundaire arbeidsvoorwaarden waren ook niet beroerd: een eigen orkest, geen misselijk inkomen en een buitengewoon ruime declaratieregeling en dito kilometervergoeding. Hij ontkracht in zijn eentje zo’n beetje de theorie dat je een gemarteld bestaan moet lijden om iets creatiefs neer te zetten, want heel veel Haydn is heel erg goed.

Fransen

Zelfs in moeilijke tijden ligt er een zorgeloosheid over zijn muziek die maar moeilijk weg te poetsen is. En het jaar 1796 was geen gemakkelijke tijd voor het Habsburgse Rijk waar Haydn werkte. Links en rechts werden Oostenrijkers in de pan gehakt door Napoleons Fransen, er was ruzie met de Russen en de Italianen hadden hun kans weer eens schoon gezien door in opstand te komen. Temidden van al die ellende componeerde Haydn in dat jaar twee missen: de ‘Heiligmesse’ (officieel ‘Missi Sancti Bernardi von Offida) en de ‘Paukenmesse’ (of Missa in tempore belli’). Die laatste, de ‘mis in tijden van oorlog’ is vrij bekend geworden, de eerste een stuk minder. Beide zijn voor Haydn onkarakteristiek uitbundig en de Paukenmesse is zelfs genoemd naar het gebruik van dat instrument in het Agnus Dei (‘lam gods’). De Heiligmesse is van de twee het meest ingehouden stuk, het meest majestueus, terwijl Haydn in de Paukenmesse meer gaat voor het ‘effect’.

Subtekst

Dit zijn natuurlijk geen politieke statements, en van iemand in Haydns positie zijn die eigenlijk ook niet te verwachten. Een mis is in eerste instantie een ode aan God, maar omdat de formele structuur van zo’n mis wel min of meer vaststaat kun je uit de ‘subtekst’ toch heel veel aflezen. Bijvoorbeeld dat Haydn ondanks de ’tijden van oorlog’ de toekomst nog niet
zo somber inzag.
… want Joseph was een goedgemutst mens.

Wat meer is dan je kunt zeggen van de gemiddelde dirigent. Waar componisten jong sterven en gebrekkig leven worden dirigenten vaker oud in weelde. Maar ook dat lijkt weinig vreugde op te leveren. Als dirigent krijg je een groot, glimmend stuk speelgoed in de vorm van een orkest tot
je beschikking, maar het is het lot van elke dirigent dat dat speelgoed nooit precies doet wat jij wilt.

Historicus

~

Het gevolg is dat dirigenten nogal eens de neiging hebben om, in plaats van door veel gepruts wel dat utopische ideaal te bereiken, alles over een heel andere boeg te gooien. Bijvoorbeeld door zich ineens te vermommen als historicus. Zo halverwege de jaren tachtig kwam de ‘originele
instrumenten’-hype op. Het idee erachter was, dat moderne orkesten niet meer in de buurt kwamen bij het geluid zoals dat door componisten als Beethoven en Mozart was bedoeld. Bepaalde dirigenten probeerden orkesten te groeperen die speelden op instrumenten uit de tijd van de componist. Voorstanders van die richting zijn mensen als Roger Norrington, Frans Brüggen en de hier besproken John Eliot Gardiner.

Grapevine

Het hele verhaal mag aanvankelijk logisch klinken, maar je hoeft niet zoveel te doen om de eerste gaten erin te schieten. Het eerste probleem is natuurlijk dat we vaak geen flauw benul hebben van de klank die klassieke componisten wilden horen. Het schijnt zo te zijn dat de basistoon van het orkest sinds 1800 ongeveer een halve toon omhoog is gegaan en van de muziek van Bach is bekend dat die in diens tijd op grofweg driekwart van de huidige snelheid werd afgespeeld. Met dat in het achterhoofd maakt het niet zoveel uit of je die muziek dan speelt op een hobo uit 1800 of 1950.

Daarbij: muziek is niet alleen de partituur en de wil van de componist, maar ook een eeuw of wat aan traditie en ontwikkeling. I heard it through the grapevine werd geschreven voor Gladys Knight maar de meeste mensen kennen het in de versie van Marvin Gaye of John Fogerty. Maar volgens de gedachtengang van de ‘oorspronkelijke’ school is Knights versie de Enige Ware en zouden die van Gaye en Fogerty niet eens meer gehoord mogen worden.

Vierkante millimeter

Het tweede probleem is dat er een heel zelfingenomen, conservatieve houding schuilgaat achter het hele idee. Op deze manier werpen de Gardiners en Norringtonnen zich op als de enig juiste vertegenwoordiger van de muziek van Bach, Mozart, etcetera. Norrington heeft zelfs Berlioz
te grazen genomen, een componist die erom bekend stond dat hij de laatste snufjes op het gebied van instrumentarium uitzocht en waarschijnlijk dolblij zou zijn geweest met een groot twintigste-eeuws orkest. Gardiner vergrijpt zich elders aan Verdi’s Requiem terwijl de verschillen tussen een orkest uit Verdi’s tijd en één van tegenwoordig zo miniem zijn dat dat gegeven op zich nauwelijks een afzonderlijke uitvoering rechtvaardigt. Een hoorn klinkt dus een beetje anders. Wauw. Maar wederom wordt het idee versterkt dat zo’n uitvoering een grotere autoriteit uitstraalt dan andere uitvoeringen. Een sympathiek idee is het allemaal dus ook niet. Tenslotte wordt ‘oorspronkelijkheid’ wat al te vaak verward met kwaliteit.
Onder het mom van authenticiteit is heel wat rommel de markt opgegooid.

Verminkingen

John Eliot Gardiner heeft zich als weinig anderen opgeworpen als secretaris-generaal van de ‘authentieken’. Het gekloot met zeventiende-eeuwse harpen kan wat mij betreft weinig kwaad, zolang het maar niet meer opeist dan een rol in de marge. Het probleem is soms dat met name de volgelingen van Gardiner (en nog nadrukkelijker Norrington) anderen het licht in de ogen niet schijnen te gunnen en dat mag je gerust een fundamentele karakterfout noemen. Toch is het alleen doffe ellende. Op initiatief van Gardiner en de zijnen is opnieuw gekeken naar oorspronkelijke composities en werden veel verminkingen opgespoord en verwijderd. Het is alleen jammer dat dat op zo’n politburo-achtige manier moet gebeuren.

Geen teleurstellingen

Is dit dan geen goede plaat? Jawel, want achter al het ideologische gezanik gaat nog steeds een vrolijke Oostenrijker schuil en een orkest met een paar dozijn uitzonderlijke musici. Daar kunnen zelfs Gardiners vreemde opvattingen heel weinig aan verpesten. Daarbij moet het gezegd worden dat Gardiner een zeer competent dirigent is zolang-ie z’n mond houdt. Dit is een heel welkome koppeling van twee van Joseph Haydns beste missen en zowel de English Baroque Soloists als John Eliot Gardiner stellen nergens teleur. Met name sopraan Joanne Lunn en de Finse tenor Topi Lehtipuu zijn in topvorm en in beide missen opmerkelijk consistent. De ‘spin’ neem ik daarbij graag voor lief.

Stoelen

~

Overigens vraag ik me wel af waar de stoelenfetisj vandaan komt die de ontwerper van het boekje en de hoes blijkbaar teisterde en die ook op de overige uitgaven in Gardiners Haydn-reeks terug te vinden is. Er is bijna geen foto te zien waarop Gardiner niet iets met een zitmeubel uithaalt. Ik heb geprobeerd een verband met Haydn te vinden, maar eenvoudig is dat niet. De omslag doet erg denken aan een verpakking voor kattenvoer waarin poes naar een bak brokjes kijkt en de metafoor, als er al één is, ontgaat me volkomen.

Ach, als je niet naar het boekje kijkt en je gewoon door de muziek laat leiden valt er veel te genieten.