Muziek / Concert

Snaren spreken

recensie: John Scofield Jazz Quartet

Het begin is ietwat vreemd. Zonder een woord te zeggen komen de muzikanten op. In het eerste nummer van de set gooien ze alles los. De band moet wennen, het Bimhuis ook. De enige die nergens last van lijkt te hebben is John Scofield zelf. Dat vertelt hij met zijn gitaar.

Voor wie hem niet kent: Scofield, Amerikaan, speelde met de groten der jazz. Zijn authentieke sound gaf klank aan de fusion van Billy Cobham en George Duke. Zijn geluid was te horen bij legendes als Charles Mingus, Herbie Hancock en Miles Davis. En overal oogstte de inmiddels bijna zestigjarige jazzgitarist waardering. Zijn muziek is zijn verhaal.

~

Die vertelling wordt vanavond voorgedragen in het Bimhuis in Amsterdam. Met Bill Stewart (drums), Ben Street (contrabas) en Michael Eckroth (piano) heeft Scofield een New Yorks getinte band meegenomen, van wie vooral Eckroth vrij jong en onbekend is. Zijn jeugd lijkt zich te vertalen in onzekerheid: hij speelt, met name voor de pauze, zonder durf. Zijn rode konen verraden weinig ervaring, zijn pianospel is vluchtig en op zoek naar bevestiging.

Wat dat betreft zijn Stewart en Street van een ander niveau. Ze combineren een flinke dosis ervaring met plezier en gevoel, hetgeen een ideale mix blijkt voor een gedroomde ritmesectie. Hun partijen hebben een ziel, en vloeien moeiteloos over in de nu en dan complexe lijnen van de bandleider. Vooral de strakke solo’s van Stewart wekken bewondering bij het publiek.

Dat publiek mag genieten. Scofield schenkt minutenlange solo’s, waarin elke noot een woord lijkt, elke aanslag een gezongen zin. En die solo’s zijn de opmaat voor nog veel meer. Scofield lijkt op zijn best wanneer hij zijn melodieuze gitaarspel loslaat op downtempo nummers. En welke noot de meeste betekenis heeft is af te lezen aan zijn gezicht, dat dieper vertrekt op het moment van aanslaan en bijna een traan laat na afloop.

Of het nu een dissonante intro is die zuiver klinkt, een solo, springend tussen elk octaaf dat zijn gitaar kent of gewoon de licks die maken dat hij de ongekroonde gitaarkoning is van de hedendaagse jazzfunk: Scofield is de baas van de avond. Dat is hij bescheiden, innemend. Het Bimhuis mag het eigenlijk niet verder vertellen, maar hij zou net zo graag gratis spelen. Muziek is voor hem geen werk.

Dat laatste is evident. Muziek is voor hem een verhaal. In het laatste nummer van de avond, ‘Guinness Spot’, is pure expressie af te lezen aan zijn mondhoeken. Het is bijna onwerkelijk hoe een man zoveel finesse paart aan zoveel kracht, met een slungelachtig lijf dat slechts rank is in ouderdom. Hij is een cowboy, zij het een heel vriendelijke cowboy, wiens lasso van snaren eenieder tot de laatste klank in een plezierige houdgreep dwingt. Het einde is een blues.