Muziek / Concert

Iceland Airwaves 2002

recensie: Iceland Airwaves

Dit jaar werd Iceland Airwaves, het muziekfestival van Reykjavík, voor de vierde keer gehouden. Het festival is inmiddels uitgegroeid tot een uiterst populair internationaal media-evenement: je komt hier meer Amerikanen en Europeanen tegen dan IJslanders. Hoewel het festival ook wordt gebruikt om internationale acts naar het afgelegen eiland te trekken, is het voornamelijk een showcase voor de lokale bands alhier. Een paar jaar geleden werd Sigur Rós op Airwaves ontdekt, en je kunt je voorstellen dat er een groeiende interesse is voor exotisch talent. Er gebeurt hier op IJsland een hoop interessants, en dat heeft het buitenland inmiddels wel in de gaten: op een gemiddeld concert sta je tussen Nederlandse journalisten, Amerikaanse muziektoeristen en bijvoorbeeld scouts van het Amerikaanse emo-core-label Deep Elm.

~

Donderdag 17 oktober

Acht uur ’s avonds in Austurstræti, midden in het centrum van Reykjavík. De straat wordt geteisterd door een enorm kabaal, de toeristen die uit de supermarkt en McDonalds komen, vragen zich af waar het vandaan komt. De bron van dit geweld is Hitt Húsið (“dat huis”), een alternatief cultuurcentrum voor jongeren, waar geregeld hardcore- (harðkjarni) en metal-avonden worden gehouden. De zolder van het gebouw is de concertzaal, en bevindt zich recht boven het postkantoor van Reykjavík. In Hitt Húsið doet men niet aan isolatie. Het lawaai op straat is oorverdovend, en binnen natuurlijk nog vele malen erger. De band die op dat moment speelt is Changer, een brute, vijfkoppige metalband die het publiek op handen draagt. Volgens hun bio zijn de heren “set to break the barriers of Icelandic heavy metal”. We geloven het graag. Het verbazingwekkend jeugdige publiek brult mee, stampt, springt en crowdsurft om het leven. Metal leeft in IJsland.

~

In café Grand Rokk wordt ondertussen een verjaardagsfeestje gehouden: het label Smekkleysa (“smakeloos”) bestaat 15 jaar. Smekkleysa brengt de internationaal meest bekende IJslandse muziek uit: The Sugarcubes, Sigur Rós, Múm, Leaves en Mínus. Helaas spelen geen van deze bands deze avond, maar we krijgen wel Desedia, een piepjonge, vuige garage-noiseband. De vier knapen zijn nog geen 16, maar spelen heftiger en intenser dan menig metalband die twee keer zo oud is. Voor Desedia geen gitaareffecten of stemvervormers, dit is recht-voor-zijn-raap-rock, verfrissend, enthousiast en erg cool. Later speelt Ske, een exotische, multi-instrumentale en vrolijke feestmuziekband. Hun laatste CD Life, Death, Happiness and Stuff is net een maand uit en aan de reactie van het publiek te beoordelen erg populair. Vooral wanneer een mysterieuze Japanse dame de microfoon hanteert en haar teksten (in het Japans) in een prettige, kinderlijk klinkende stem ten gehore brengt.

In Nasa, een ruime maar sfeerloze concertzaal, speelt Hera, een babe met een akoestische gitaar en een stem als Heather Nova, voor de gelegenheid begeleid door een mannenband. Fijne folkliedjes, mooie stem. Vervolgens wordt het publiek, zo’n 50 man, getrakteerd op de spijkerbroekenrock van Dead Sea Apple. De muziek is over het algemeen enigszins mat, maar de band heeft en zelfverzekerde zanger en genoeg memorabele melodieën om het concert interessant te maken. De meeste nummers komen op de binnenkort te verschijnen nieuwe CD, een sterk geproduceerde verzameling lichte rockliedjes.
Daysleeper is bijzonder populair in IJsland, ook al bestaat de band nog maar een jaar. Hun akoestische pop ligt prettig in het gehoor, en hun nummers zijn melodieus en herkenbaar, maar helaas ook voorspelbaar, vaak te lang, en voorzien van een begaafde maar nogal pathetische zanger. Later speelt Land og Synir, wier lauwe softrock al te saai is om aan te horen.

~

Over naar Vídalín, een sfeervol bistro/café aan de oudste straat van Reykjavík, waar spannende alternatieve gitaarmuziek gespeeld wordt door bands als Úlpa, Pornopop en The Funerals. Maar helaas: de tent is tot de nok vol en er worden pas mensen binnengelaten als er iemand vertrekt. Om de hoek is het oude theater Iðnó, dat die avond ook propvol is. Een heuse IJslandse funkgroep, Jágúar, trekt nogal wat publiek. Hun muziek is vrolijk, de zeven leden zijn begaafde instrumentalisten en hun concerten zijn altijd een feest. Verder is er weinig meer te doen, want doordeweeks gaat alles om 1.00 ’s nachts dicht.

Vrijdag 18 oktober

In Nasa speelt vanavond Smack, weinig boeiende softrock. Er is nauwelijks publiek, net als bij Ensimi, een rockband die in het voorprogramma van Jon Spencer Blues Explosion gespeeld heeft en wiens vorige plaat deels door Steve Albini geproduceerd werd. Live klinken ze net als op hun nieuwe, titelloze CD: strak, bijna steriel, nogal hoekig en helaas ook eentonig.
Een groter en enthousiaster publiek valt Singapore Sling ten dele. De bandleden zien er met hun spijkerbroeken, leren jacks en bakkebaarden bespottelijk uit, maar spelen een stevig een concert met desolaat klinkende, heftige, monotone rock. Vinyl (oftewel Vínyll) doet daar nog een schepje bovenop en doet vaak Gluecifer denken. Vinyl bestaat pas sinds mei en is in IJsland behoorlijk populair dankzij hun radiosingle Nobody’s Fool. Energieke macho-rock ‘n’ roll, het publiek vindt het prachtig en de persfotografen hangen aan zanger Kiddi’s lippen.

In het Iðnó-theater speelt Daniel Ágúst, die vorig jaar bij Gus Gus vertrok. Hij werkt tegenwoordig aan een uniek project waarin hij vocale popmelodieën en -teksten koppelt aan orkestrale symfonieën. Hij heeft een geweldige stem, en brengt zijn mooie popliedjes gehuld in een soort elfenpak ten gehore, begeleid door een strijkkwartet en later slechts door een sampler. Een fascinerend gebeuren.

~

In het propvolle Gaukur á Stöng, een alternatieve kroeg met podium en populaire concertzaal, speelt Maus. Aan de bandnaam en hun uiterlijk te oordelen zou je het niet zeggen, maar de band speelt spannende, intense en melodieuze gitaarpop. Maus is ook, naast bijvoorbeeld Ensimi en Silt, één van de vele bands die overgestapt zijn van IJslandse naar Engelse teksten. Het publiek blijft binnenstromen en begint behoorlijk dronken te worden. Tegen de tijd dat Silt begint te spelen, is de tent echt vol. Je krijgt een straal bier over je heen, wordt je heen en weer geslingerd en geduwd, het is bloedheet en vergeven van sigarettenrook, maar Silt kan het niet deren. De band betreedt het podium in koeienkostuums(!) en speelt snoeiharde, energieke en gedreven emo-core. De nationale hardcoresensatie Minus trekt nog meer publiek, dus even tot rust komen is er hier niet bij.

Een paar honderd meter verderop kan dat wel, want daar speelt Ampop in Vídalín. Rustgevende, sfeervolle electronica met zang: prettige muziek. Na afloop is de rock-avond in Grand Rokk in volle gang: hier speelt 200.000 Naglbítar, een populaire band uit Akureyri, in het noorden van het land. Punkpop in het IJslands? Opwekkend en vrolijk, maar net even te gelikt en zelfbewust om serieus te nemen.

Rond middernacht is Leaves aan de beurt in Nasa. De band wordt gehyped in Engeland, en speelt dan ook akoestische britpop, met herkenbare melodieën en een sterke zanger. Het is alleen, net als op hun debuut Breathe, wel veel van hetzelfde, en het concert blijkt voorspelbaar en eigenlijk ronduit saai.

Zaterdag 19 oktober

~

De grote dag is aangebroken: vanavond spelen de hoofdacts van het festival in de reusachtige sportzaal Laugardshöll, een kwartier lopen vanuit het centrum van Reykjavík. Met het gigantische publiek, het kolossale podium, de spectaculaire lichtshow en de electronisch camera-arm staat het concert in schril contrast met de kleine podia in de stad. De muziek is helaas ook minder boeiend. Het Apparat Organ Quartet (in feite een kwintet), heeft net een debuut-CD uit en is op dit concert nog het meest interessant. Dit vage gezelschap speelt bombastische, overdonderende elektro-pop met een assortiment aan antieke electronische instrumenten. Ook Blackalicous is goed op dreef en heeft het gewillige publiek, vandaag vooral bezopen IJslandse tieners, op handen. Vooral de geïmproviseerde freestyle raps van hun corpulente frontman zijn hilarisch. Het oorverdovende Gus Gus biedt tegenwoordig house met avontuurlijke zang, dans en videoprojecties, maar is uiteindelijk nogal een saaie en eentonige bedoening.

~

The Hives zijn voor het eerst in IJsland. Hun muziek is heftig, simpel energiek, en het concert is net zo, zei het wat rommelig. Je vraagt je aleen af waarom deze band eigenlijk zo populair is, als je bedenkt dat je de afgelopen twee dagen al gauw vijf IJslandse bands hebt gezien die hetzelfde gegeven op een tien keer boeiendere manier verpakken! Afsluiter Fatboy Slim heeft er duidelijk zin in, maar zijn DJ-performance is weinig enerverend. De helft van het publiek is inmiddels dronken en staat vrolijk te stampen, de andere helft ligt uitgeteld op de tribune, of staat verveeld te SMS-en. Rond 3 uur ’s nachts is deze lange avond afgelopen. Was er de avond tevoren nog een uitgebreid DJ-programma in de cafés en clubs in de stad, op zaterdag valt er weinig meer te beleven. Eerder die avond is er een huis uitgebrand in Laugavegur, de grootste winkelstraat in Reykjavík. Het centrum is vergeven van rook, politie en brandweerd. Een enigszins teleurstellende afsluiting van een geweldig festival.

Links

Iceland Airwaves
Bandinformatie en MP3’s
Smekkleysa Records (met MP3’s)