Muziek / Voorstelling

Wachten op wraak!

recensie: Metzmachers Elektra is van buitengewone schoonheid

.

Wachten. Jarenlang wachten op het moment dat de verloren zoon, de gevluchte broer naar huis keert om de dood van zijn vader te wreken. Jarenlang wachten in een kil en grauw paleis waarin de moeder het bed deelt met de minnaar waarmee zij haar man vermoord heeft, maar goed slapen doen beiden niet. Ook haar dochters slapen slecht: de een ziet haar jeugd en schoonheid wegkwijnen, de ander roept iedere nacht de geest van haar vermoordde vader op en droomt van wraak. En allen wachten op het einde van het drama. Er moet nog meer bloed vloeien.

~

Er zijn weinig opera’s waarin een beklemmende sfeer zo tastbaar wordt gemaakt als in Richard Strauss’ Elektra, een van de meest extreme werken van de Duitse componist. Zijn derde opera Salome (1905) was al een ‘succès de scandale’ dankzij het decadente onderwerp, maar Elektra ging een stuk verder. Niet eens zozeer door het aan Sofokles ontleende bloederige verhaal, maar vooral door de revolutionaire muziek, waarin dissonanten niet langer worden opgelost en Strauss de grenzen van de tonaliteit verkent en overschrijdt. Slechts honderd minuten neemt Elekra in beslag, maar in die honderd minuten gebeurt meer dan in vele uren Mozart of Verdi.

Niet transpireren

Geen gemakkelijke opera dus, dit modernistische meesterwerk, zeker niet voor het immense orkest dat geen seconde kan verslappen, want het gevaar van bombast ligt overal op de loer en niets is gemakkelijker dan Elektra te laten verdrinken in decibellen en vulgaire frasen. Niet voor niets adviseerde de componist in 1925 dirigenten om Salome en Elektra te benaderen als de sprookjesmuziek van Mendelssohn: “U dient niet te transpireren tijdens het dirigeren, alleen het publiek moet de hitte voelen.”

~

Woorden die niet aan Ingo Metzmacher voorbij zijn gegaan. Ogenschijnlijk zeer ontspannen leidt hij het Nederlands Philharmonisch Orkest door een uitvoering van buitengewone schoonheid, waarin geen detail onderbelicht raakt en lieflijke melodieën als vanzelf overgaan in rauwe, ja, agressieve passages. Vooral de forse blazersectie die bij mindere dirigenten snel ontspoort, heeft Metzmacher volledig onder controle.

Drie voortreffelijke hoofdrollen

Wie een eerste blik op Strauss’ partituur werpt, begrijpt niet hoe het mogelijk is dat de solisten zich staande houden in het orkestrale geweld, maar juist hierin schuilt het genie van Strauss. “Begeleid een zanger altijd zo dat hij zonder inspanning kan zingen,” luidde zijn advies. Strauss was dan ook zeer teleurgesteld over een uitvoering onder leiding van Arturo Toscanini, die volgens hem de zangers en het drama vermoordde door veel te hard te spelen.

~

De zangers en het drama krijgen in Amsterdam alle ruimte. Het decor is sober maar effectief en regisseur Willy Decker geeft alle ruimte aan de drie vrouwelijke hoofdrollen: Klytämnestra en haar twee dochters Chrysothemis en Elektra. Meer nog dan in eerdere uitvoeringen (deze productie was ook al in 1997 en 2000 te zien) zijn de rollen perfect gecast. Felicity Palmer durft het aan om Klytämnestra zo nu en dan bitchy snauwend neer te zetten en Gabriele Fontana zingt vol passie de rol van de zus die vooral aan het grauwe paleis wil ontsnappen om werkelijk te kunnen leven.

Zo mogelijk nog beter is Nadine Secunde in de titelrol. Gedurende de hele opera staat zij op het toneel, en haar bewegingen hebben geen moment iets gemaakts of overbodigs. IJzingwekkend koud is zij wanneer zij moeder Klytämnestra toebijt dat haar angstige dromen pas op zullen houden als haar nek zal bloeden, hartverwarmend wanneer zij haar broer Orestes eindelijk herkend, extatisch en demonisch wanneer de moord op haar vader Agamemnon eindelijk gewroken is. Bijna gelukzalig pleegt zij dan na een waanzinnige dans zelfmoord. Orestes blijft murw achter, terwijl het orkest nog eenmaal het Agamemnon-motief op volle sterkte de zaal in slingert.