Muziek / Voorstelling

Eindelijk geslaagde bel canto opera door DNO

recensie: Gaetano Donizetti – Lucia di Lammermoor

Het bruilofstfeest nadert het hoogtepunt. Maar nog voor de huwelijksnacht is geconsumeerd, wordt de kersverse echtgenoot door zijn bruid vermoord. Droom, werkelijkheid en een duister verleden lopen door elkaar. Begeleid door een glasharmonica zingt Lucia haar waanzinaria.

~

Waanzinaria’s zijn er vele soorten en maten. Die uit Verdi’s Macbeth is ongeëvenaard, maar de beroemdste waanzinaria is te vinden in Donizetti’s Lucia di Lammermoor, het paradepaardje van menig coloratuursopraan. Hoe goed of slecht zij de rest van een avond ook zingt, op de ruim tien minuten durende waanzinscène wordt zij door het publiek beoordeeld.

Een populair genre

De Italiaanse componist Gaetano Donizetti (1797-1848) heeft meer dan zeventig (!) opera’s op zijn naam staan, maar naast L’Elisir d’amore en Don Pasquale is de op een roman van Walter Scott gebaseerde opera over de tot waanzin gedreven Lucia de enige die nog met enige regelmaat ten tonele gevoerd wordt. En vanaf de première in 1835 berust die claim to fame op de waanzinaria van het titelpersonage.

Donizetti mag de beroemdste waanzinaria geschreven hebben, hij is zeker niet de uitvinder van het ‘genre’. Al bij in Monteverdi’s La Pazza wordt op hartverscheurende wijze de waanzin bijna tastbaar gemaakt, en ook Dejanira’s ‘Let me be mad’ uit Händels oratorium Hercules laat weinig aan de verbeelding over. Let wel: het zijn altijd vrouwen die waanzinnig worden. Pas later, in Moessorgski’s Boris Godoenov of Benjamin Britten’s Peter Grimes vallen ook de mannelijke hoofdpersonen aan waanzin ten prooi, maar dan zonder echte waanzinaria. Echte gekte blijft ook in de twintigste eeuw een vrouwenzaak, getuige Schoenbergs Erwartung en Poulencs La voix humaine. Mannen in opera sterven. Vrouwen worden eerst waanzinnig en sterven dan, zeker in de populairste bel canto-opera’s – een operagenre dat welbeschouwd van zichzelf al krankzinnig genoeg is.

Mooi zingen

Aan het begin van de negentiende eeuw was het een puinhoop in Italië. Het politiek bewustzijn van ontwikkelde Italianen ontwaakte toen de Fransen onder Napoleon Italië binnenvielen. Al gauw verjaagden de Italiaanse patriotten de gevestigde machthebbers en werden er republiekjes naar Frans model uitgeroepen. Hoewel deze net zo snel weer bezweken, hadden ze een merkwaardig effect: naast de koninklijke theaters steeg door het hele land het aantal operatheaters razendsnel. Zo telde Milaan in 1800 slechts twee theaters (La Scala en Canobiana); in 1815 waren dat er bijna vijfentwintig.

~

Met het aantal theaters groeide vraag naar materiaal, en dan het liefst nieuw materiaal of een opera die net in een ander theater in première was gegaan. Al spoedig veranderde opera van vermaak voor het hof in een kunstvorm bedoeld voor een veel groter publiek. Populaire zangers reisden rond met koffers vol met aria’s (de zogenaamde ‘arie di baule’) die ingepast konden worden in de opera die op dat moment werd opgevoerd. Natuurlijk ging dat ten koste van het verhaal, maar aan een mooie melodie werd meer waarde gehecht: de bel canto (letterlijk: mooi gezongen) was geboren.

Veel- en snelschrijvers

Samen met Bellini en Rossini is Donizetti de meester van de bel canto-opera, en deze drie componisten schreven in min of meer dezelfde periode een onwaarschijnlijk groot aantal opera’s. Slechts enkele hebben de tand des tijds doorstaan: Norma en I Puritani van Bellini, Il Barbiere di Siviglia van Rossini en bovenal Lucia di Lammermoor van Donizetti. Net als Rossini, componeerde Donizetti sneller dan muzikanten en zangers zijn partituren konden instuderen en na de flop van zijn Marin Faliero, schreef hij in de zomer van 1835 in amper zes weken zijn nieuwe opera op een libretto van Salvatore Cammarano (de latere librettist voor een aantal Verdi-opera’s, waaronder Il trovatore).

Cammarano had zoveel mogelijk details uit de historische roman van Walter Scott weggesneden, zodat een typisch romantische tragedie overbleef: het verhaal van een jong meisje (Lucia) dat door haar wrede broer (Enrico) gedwongen wordt haar geliefde (Edgardo) te verraden en uit politieke overwegingen een vreemde (Arturo) te trouwen, wat haar tot moord en waanzin drijft. Lucia is de enige substantiële vrouwenrol – zij gaat letterlijk ten onder in een door mannen gedomineerde wereld. Haar moeder is dood, en haar kamerdame houdt zich vooral afzijdig.

Onsamenhangend

Zoals bij vele bel canto-opera’s, klinkt een korte samenvatting coherenter dan de opera in werkelijkheid is. Zo ook bij Lucia di Lammermoor; jaloezie, waanzin, moord en zelfmoord vormen slechts de basisingrediënten voor een plot die even zwak als onsamenhangend is. Zeer problematisch is bijvoorbeeld de overgang tussen de vijfde en zesde scène van het eerste bedrijf. In de vijfde vertelt Edgardo zijn geliefde Lucia dat hij naar Frankrijk moet om te vechten, in de volgende scène duikt hij weer op terwijl een jaar verstreken is. Het is daarom een uitstekende ingreep van regisseur Monique Wagemakers om in Amsterdam precies daar de pauze in te lassen, ook al heeft dat tot gevolg dat het stuk na de pauze bijna de dubbele lengte heeft.

~

Morbide fantasiewereld

Het grote voordeel van de pauze op deze ongebruikelijke plaats is dat de waanzin van Lucia niet meer zomaar uit de lucht komt vallen. Het wordt nu duidelijk dat het meisje een jaar lang in haar kamer heeft gewacht op een teken van leven van haar geliefde, gevlucht is in haar eigen dromen en zelfs zijn naam met haar bloed op de muur heeft gekrast. Al die tijd wordt zij langzaam maar zeker door haar familie klaargestoomd voor een gearrangeerd huwelijk.

Zeer fraai brengt Wagemakers ook de spookballade ‘Regnava nel selinzio’ in beeld, zodat blijkt dat Lucia in een morbide fantasiewereld leeft. Wagemakers wordt daarbij geholpen door de niet alleen uitstekend zingende, maar ook voortreffelijk acterende Spaanse sopraan Marciola Cantarero. Vocaal valt er sowieso weinig aan te merken op deze Lucia di Lammermoor, want ook Tassis Christoyannis (Enrico) en Ismael Jordi (Edgardo) zijn uitstekend gecast.

Actueel thema

Hoewel Lucia di Lammermoor volgens Wagemakers zeker een actueel thema heeft, namelijk de enorme druk waaraan pubers blootgesteld kunnen worden, heeft zij de opera gelukkig niet verplaatst naar het heden, door er bijvoorbeeld een multicultureel drama van te maken over een Marokkaans meisje dat door haar broer en familie gedwongen wordt te trouwen met een man van aanzien uit het thuisland – wat met al die mannen in de opera die constant over ‘hun eer’ roepen niet eens vergezocht, maar wel misplaatst zou zijn. En dus dragen de Schotten gewoon – zij door kostuumontwerper Rien Bekkers fraai gestileerde – kilts; Lucia heeft zelfs rood haar.

In Wagemakers’ enscenering snijdt Lucia meer dan alleen haar haar af, maar automutilatie voert niet de boventoon. Lucia is een meisje dat door noodlottige omstandigheden meer en meer de grip op zichzelf verliest, en brengt uiteindelijk haar kersverse met zijn eigen zwaard om. Een Freudiaanse interpretatie ligt voor de hand, maar ook daarvan houdt Wagemakers zich gelukkig verre, waardoor deze enscenering zeer geslaagd genoemd mag worden. En dat is in Amsterdam wel eens anders, want het bel canto-repertoire is zeker geen specialiteit van De Nederlandse Opera.

Om zeep

De laatste keer dat het Amsterdamse gezelschap een poging ondernam, faalde het jammerlijk met Bellini’s Norma. Het uitvallen van stersopraan en publiekslieveling Nelly Miricioiu bleek in 2005 niet eens het grootste probleem. Het waren regisseur Guy Joosten – die eerder in Amsterdam Donizetti’s L’Elisir d’amore ook al van een bedenkelijke enscenering voorzag – en dirigent Julian Reynolds die deze Norma vakkundig om zeep hielpen.

Dirigent Paolo Carignani en Monique Wagemakers slagen ditmaal wel in hun opzet, al klinkt het Nederlands Kamerorkest wat braafjes. Dat bij een première ook wel eens wat mis kan gaan – het zakje nepbloed maakte wel erg veel lawaai bij het opendrukken, wat niet alleen tot gelach in de zaal leidde, maar bovenal de betovering van de waanzinscène tijdelijk doorbrak – zullen we maar wijten aan de schoonheidsfoutjes die nu eenmaal bij een première horen.