Boeken / Fictie

Moeizame speurtocht naar geheimzinnige auteur

recensie: David Foenkinos - Het geheime leven van Henri Pick

Met Het geheime leven van Henri Pick heeft de Franse schrijver David Foenkinos een niet geslaagde poging gedaan de hypes van de boekenindustrie en de intriges van schrijvers en uitgevers in een ironisch en kritisch daglicht zetten.

Geheime verzameling afgewezen manuscripten

Foenkinos begint zijn verhaal wat omslachtig met een bibliothecaris uit de VS die een verzameling door de uitgever afgewezen manuscripten aanlegt.

Misschien heeft de auteur zich laten inspireren door de befaamde Parijse Salon des Refusés uit vroeger tijden. In de 19e eeuw werd nieuwe beeldende kunst tentoongesteld in de Salon. Alleen kunstwerken die voldeden aan de gangbare klassieke maatstaven werden geaccepteerd. Voor de nieuwlichters – impressionisten bijvoorbeeld – was er vanaf 1863 de mogelijkheid geweigerde werken te exposeren.

Terug naar het boek: een collega-bibliothecaris, Gourvec, uit het Franse Bretagne leest over het Amerikaanse fenomeen en besluit hetzelfde te doen. Vervolgens reist een jonge uitgeefster, Delphine, naar het Bretonse dorp met de geheimzinnige manuscripten-verzameling, in gezelschap van haar vriend Frédéric, een debuterende romanschrijver. Ze vinden daar een verrassend mooie roman over de gewelddadige dood van de Russische schrijver Poesjkin en, parallel daaraan, een aflopende liefdesrelatie. Het boek blijkt te zijn geschreven door de inmiddels overleden eigenaar van een pizzeria.

Estafette van personages

Dan ontspint zich een relaas van verschillende, losjes met elkaar verbonden gebeurtenissen, die uiteindelijk naar een matig verrassende plot leiden. Foenkinos introduceert het ene personage na het andere, die als het ware het verhaal in een doorlopende estafette voort moeten trekken. Over de protagonisten: Delphine, Frédéric, de bibliothecaris Gourvec en de weduwe van de geheimzinnige schrijver Pick, Madeleine, komen we weinig te weten. Aan ieder nieuw personage wordt een soort anamnese toegevoegd – is zo en zo oud, komt daar en daar vandaan, beroep zus of zo, heeft dit of dat plan. Vervolgens beleeft de betrokkene iets dat verband houdt met de speurtocht naar de toedracht rond het gevonden boek. De meeste personages blijven bordkartonnen figuren die weinig empathie oproepen.

Hier en daar staan opvallend lelijke zinnen – ligt het aan de vertaling?

‘… Maar het was een tastbaar bewijs voor het feit dat onze maatschappij richting een totale overheersing van vorm op inhoud ging’

 

‘… Uiteindelijk besloot hij het ervan af te zien’

Aan clichés geen gebrek:

‘…Waarom had ze toegegeven dat ze hem knap vond? Dat was het enige waar ze aan kon denken, waarbij de rest in het niets (sic, ICR) viel.’

Tussendoor strooit Foenkinos op postmoderne wijze met namen van andere schrijvers, die de gaten moeten vullen die hij in de loop der gebeurtenissen laat vallen. Van Poesjkin tot Houellebecq, van Borges tot Kafka.

Show, don’t tell…

Het geheel geeft de indruk van een auteur die zich heeft voorgenomen om een bijtende satire te schrijven over de hypes in het boekenvak. De rol van de media, het verlangen van de boekenconsument naar achtergronden en privéleven – de droevige leegheid van dit alles – deze onderliggende thema’s komen aan bod in de loop van het verhaal. De auteur probeert een ironisch effect te bereiken door een afstandelijke stijl, vol met tongue-in-cheek-uitleg. De gewoonste emoties als boosheid of verliefdheid worden analyserend besproken. Foenkinos schrijft bepaald niet volgens de regel show, don’t tell en het gevolg is een opsomming van wat er gebeurt. Zo kom je als lezer bijna nergens echt in het verhaal.

In dit boek moet een gegeven, dat op zich spannende mogelijkheden opent, het opnemen tegen satire die niet uit de verf komt, het strooien met personages en een teleurstellend slot. Daarbij is de stijl saai. Het is mogelijk dat de roman in het Franse origineel een sfeer en een eigen toon heeft die in de vertaling helaas niet overkomt. Maar daar hebben Nederlandse lezers weinig aan.