Theater / Voorstelling

Leven op de drempel

recensie: Theater Utrecht – Westkaai

Bernard-Marie Koltès’ Westkaai is in de handen van Thibaud Delpeut een tussenzone voor de mens op de vlucht, al verschilt het per persoon waarvoor. Soms beklijven de ontmoetingen die hier plaatsvinden, maar op andere momenten zijn deze te triviaal.

De titellocatie, een karakterloze kaai in een wereldhavenstad, is geen locatie. Of althans: geen bestemming. Iedereen is er op doorreis. De Westkaai is een schemergebied waar men niet komt met de intentie er lang te blijven, al lijkt velen dit lot wel toebedeeld.

Schaduwsamenleving

Sommigen wachten er om de sprong te maken naar de ‘beschaving’, anderen willen diezelfde beschaving juist ontvluchten. Een voorbeeld van die laatste categorie is zakenman Koch (Joep van der Geest), die miljoenen aan liefdadigheidsgeld heeft weggesluisd en, om de verantwoordelijkheid te ontlopen én uit angst voor de geldschieters en zijn geweten, de hand aan zichzelf wil slaan. Daartegenover staan bijvoorbeeld Claire (José Kuipers) en haar man Rodolphe (Titus Muizelaar), die van een ver land komen en wie het nog niet gelukt is de overstap te maken. Ondanks het op het eerste gezicht tijdelijke karakter, ontstaat er op de Westkaai een microkosmos. Er wordt  al voorzichtig geroken aan de vermeende rijkdommen van de kapitalistische samenleving en men probeert voorzichtig de gebruiken van deze wereld na te bootsen. In de kilte van de Westkaai is het echter niet mogelijk om geloofwaardig een masker voor te houden, hoezeer men dit ook probeert.

Een gevoelige balans

Net als in eerdere voorstellingen kiest Delpeut voor onbestemde oorden, los van het feit of deze  aan de onzichtbare randen van de samenleving zitten of juist diep in de mens. Ook in Westkaai wordt duidelijk dat deze oorden en ‘de gewone wereld’ communicerende vaten zijn: rommelt het aan de randen, dan heeft dat onweerlegbaar gevolgen voor de geborgenheid van alledag. Tevens kiest Delpeut weer uitdrukkelijk voor een poëtische en muzikale tekst, waarin een wereld wordt gecreëerd vol personages die denken volgens een volledig eigen logica, die voor de buitenwereld onnavolgbaar is. Op sommige momenten neemt het taalspel in Koltès’ tekst echter de overhand en boet  daardoor aan zeggingskracht in. Het middenstuk van Westkaai wordt hierdoor wat slepend. Sommige personages zijn in hun gedragingen iets te karikaturaal: hierdoor blijven zij wezentjes in de marge, koddig en onschuldig, want ver van ons verwijderd. Pas als Titus Muizelaar zijn intrede doet in het stuk, komt de urgentie van het begin terug en komt het stuk dichterbij.

Vanuit de diepten

Hoewel het spel niet over de gehele linie consistent is, is het audiovisuele aspect, zoals gebruikelijk bij Delpeut, steeds stijlvol en effectief. Zo barok als de klavecimbelmuziek van Händel is, die als een rode draad door de voorstelling klinkt, zo sober lijkt het decor: een vierkanten, ijzeren raster met een verhoging in het midden. Dit biedt  ruimte voor een doeltreffend spel met licht en vooral de afwezigheid hiervan: om het raster kijken de personages toe, naar de handelingen in het midden, of wellicht naar ons. In de tussentijd klinkt het zuchten van de haven – het tikken van het staal, de golven, auto’s in de verte.