Kunst / Expo binnenland

Zoekplaatjes van het dagelijks leven

recensie: Rotterdam

.

~

Blijkbaar was men de Italianiserende landschappen, de grootse thema’s en de geïdealiseerde kronkelende maniëristische lichamen in de 17e eeuw meer dan zat. De werkelijkheid werd het toonbeeld, de werkelijkheid waarin gematigdheid niet langer als deugd werd beschouwd en het volk het definitief heeft gewonnen van de adel. Dit alles onder het motto “Feesten totdat we erbij neervallen”.

Een waarheidsgetrouw beeld

Met de tentoonstelling Zinnen en Minnen tracht museum Boymans van Beuningen een beeld te schetsen van het dagelijks leven zoals dat zich afspeelde in Nederland in de zeventiende eeuw. In de museumcatalogus stelt Jeroen Giltaij (conservator Oude Kunst Boymans van Beuningen) dat “als uitgangspunt gold dat uitsluitend schilders werden gekozen die dat dagelijks leven ook werkelijk als specialisme hadden en die bovendien van artistieke betekenis waren”.
Categorieën als ijsgezichten met schaatsers (zie Hendrick Avercamp), ruitergevechten en legerkampen vielen daarbij buiten de boot, terwijl ook de “zogenaamde Utrechtse Caravaggisten, schilders als Gerrit van Honthorst (1590-1656), Hendrik ter Brugghen (1588-1629) en Dirck van Baburen (ca. 1595-1624), die net als hun Italiaanse collega’s figuren in fantasiekledij schilderden, die weinig op de dagelijkse werkelijkheid leken” (overdreven gespierd in combinatie met veel lichaamsdraaiing) ter zijde werden geschoven. Het beeld moest de werkelijkheid representeren, wat niet wil zeggen dat het de werkelijkheid was die werd afgebeeld. Een van mijn docenten vertelde bijvoorbeeld eens geanimeerd dat de combinatie van een binnenplaats met een gevelsteen, zoals Pieter de Hoogh die heeft afgebeeld in het schilderij Binnenplaats met vrouw en kind (1658) is ontsproten uit de fantasie van de schilder. Althans, De Hoogh heeft de werkelijkheid naar zijn hand gezet, oorspronkelijk bevond de gevelsteen zich op een andere locatie, boven de ingang van het klooster Hieronymusdael in Delft.

Verborgen symboliek

~

Vanaf het moment dat Erwin Panofsky’s geschrift Studies in Iconology-Humanistic Themes in the Art of the Renaissance voor het eerst verscheen (1939), veranderde er een hoop in de wereld van de kunstgeschiedenis. Zonder hier te verzanden in een betoog dat alleen de ingewijden kunnen volgen; onder invloed van Panofsky wordt vandaag de dag door veel kunstcritici aangenomen dat er meer steekt achter een Renaissancevoostelling; de gedachte dat het zou gaan om fijnschilderij, kunst om de kunst, werd resoluut van de hand gewezen. De vraag is of deze manier van kijken ook van toepassing is op de Nederlandse schilderkunst van de zeventiende eeuw. Het antwoord is een halfslachtig “ja” (de discussie is nog gaande). Gelukkig maar want anders zouden de vele brave inkijkjes bijzonder snel gaan vervelen. Stiekem doen ze dat nu eigenlijk al een beetje.

Mogen we een tipje van de sluier oplichten? De in slaap gevallen vrouw in De Slaapster van Jacob Duck maakt met haar duim en wijsvinger een opening, waarschijnlijk een verwijzing naar het vrouwelijk geslachtsdeel. Oei Oei Oei!
In de tentoonstellingscatalogus kunnen we lezen: “In de literatuur wordt de slapende vrouw steeds beschouwd als een prostituee. Volgens (…) wordt de aard van deze dame verklaard door de voorwerpen op de tafel: het halflege wijnglas verklaart de slaap, de spiegel, het triktrakspel en de pijpen wijzen op de ijdelheid en lichtzinnige genoegens”. Anno 2004 is dat moeilijk voor te stellen, maar de meeste van ons zijn dan ook weinig vertrouwd met de symboliek uit die tijd.

~

Als we als ware detectives achter elke voorstelling een verborgen betekenis gaan zoeken, dan zijn we echter verkeerd bezig. Op Hendrik Sorgh’s De Groentemarkt staat een huisvrouw gebogen over een groentekraam. Ze lijkt samen met de marktkoopvrouw op zoek naar een geschikte groene kool. That’s it! Meer betekenis is er niet.

Zinnen en Minnen begint met de schilderijen van Willem Pietersz Buytewch (de schilder die wordt beschouwd als de uitvinder van het onderwerp ‘gezelschap in een interieur’). Zijn kleurrijke gezelschappen zitten vaak ‘onhandig’ om een tafel (het lijkt alsof ze tegen de stoel aanleunen ipv erop zitten), ze drinken wat en spelen muziek, maar lijken vooral verveeld. Via mindere goden (kun je vaak herkennen aan de pafferige figuren, de onhandige composities en het verkeerde perspectief) als Dirck Hals, Willem Duyster en Pieter Codde belanden we uiteindelijk bij grootheden als Gerard ter Borch, Jan Steen (iedereen kent wel het spreekwoord “een huishouden van Jan Steen hebben”), Gabriel Metsu, Pieter de Hoogh, Johannes Vermeer en Frans van Mieris (de bellen in diens schilderij Het bellenblazende jongetje zouden samen met de slak die over de stenen omlijsting glijdt verwijzen naar de sterfelijkheid van de mens). In totaal zijn er in het Boymans 82 schilderijen te zien van 22 verschillende kunstenaars. Daarmee is de tentoonstelling behoorlijk compleet. Toch zal ze vanwege het statische gehalte niet snel aanslaan bij de jonge generatie kunstliefhebbers. De oplossing voor dat probleem is nog steeds niet gevonden. In het Boymans lijkt men zich erbij neer te hebben gelegd.