Kunst / Expo binnenland

Galerij der groten

recensie: XXste eeuw

.

Directeur Wim van Krimpen kan zich bijna geen grootser afscheid van het Haagse Gemeentemuseum wensen: XXste Eeuw is het laatste project onder zijn leiding. Zijn grote doel als museumdirecteur was het museum te profileren als een epicentrum van kunst uit de twintigste eeuw. Met een duizelingwekkende hoeveelheid topwerken, verspreid over maar liefst 49 zalen, lijkt dit streven bereikt.

Hoe maak je meer dan honderd jaar kunst behapbaar in één tentoonstelling? Voor de hand ligt een chronologisch, kunsthistorisch overzicht waarin alle werken op stijl en stroming zijn geordend. Hoewel zo’n conventionele inrichting weliswaar overzicht biedt, is daar tegelijkertijd weinig spannends aan. Dat moeten ze in het Gemeentemuseum ook hebben gedacht. De tentoonstelling is namelijk op een thematische en associatieve manier vormgegeven. Volgens samensteller en conservator Hans Janssen staat hierbij ‘het plezier van dwalen door die wonderlijke eeuw’ centraal.

Wat is de bedoeling?

Egon Schiele, Portret van Edith (vrouw van de kunstenaar), 1915, olieverf op doek

Egon Schiele, Portret van Edith (vrouw van de kunstenaar), 1915, olieverf op doek

In eerste instantie lijkt er weinig structuur in de zalen te zitten. Oude meester Jan Toorop hangt tegenover hedendaagse fotografe Rineke Dijkstra, een conceptuele Bruce Nauman-installatie staat tussen schilderijen van de Haagse School. Wat is hiervan de bedoeling? Precies deze aanvankelijke verwarring is de bedoeling. Omdat de verbanden tussen bij elkaar geplaatste werken niet meteen duidelijk zijn, wordt de bezoeker gedwongen hier zelf over na te denken. Het besef dat hier losjes wordt omgesprongen met de strenge regels van de kunstgeschiedenis geeft een zeker gevoel van vrijheid. Lekker ronddwalen zonder al te veel belerende informatie wordt op deze manier inderdaad mogelijk.

Punk en Ikea

Het belang van context wordt sterk benadrukt in deze tentoonstelling. Kunst reageert tenslotte altijd op eerdere kunst en op de omgeving waarin het ontstaat. Zelfs de minimal art, die pretendeert contextloos te zijn, is alleen te begrijpen door precies die context. Hoe kan een monochroom van Yves Klein betekenis genereren zonder informatie over de tijdsgeest waarin het werd gemaakt? Bepaalde periodes worden daarom in een breder verband geplaatst door middel van filmpjes die in zes zalen worden vertoond. Deze gaan bijvoorbeeld over de opkomst van de massamedia, de punkbeweging en het succes van Ikea. Deze presentaties verschaffen op toegankelijke wijze een maatschappelijk kader om de getoonde werken in te plaatsen.

Daarnaast wordt veel gebruikgemaakt van tekstborden, waarop een fictieve ‘ik’ persoonlijke uitspraken doet over de kunst in de betreffende zaal. In een zaal met Cobra-kunst verzucht deze: ‘Ze doen maar wat, die kunstenaars!’ Er wordt naar de werken gekeken vanuit de tijdsgeest, waardoor eens te meer duidelijk wordt hoe weinig begrip er vanuit het grote publiek vaak is voor kunstenaars in hun tijd. Tevens blijkt op deze manier hoe opvattingen over kunst veranderen door de jaren heen. Een bijkomende functie van deze ‘ik’ is om ook de minder onderlegde bezoeker te stimuleren vooral zichzelf te zijn in een museum. Het kan een opluchting zijn om te lezen dat tijdgenoten van Karel Appel zich evengoed afvroegen wat er aan dat geklieder nou zo bijzonder was. Dit is een sympathiek uitgangspunt, toch kan deze bezoeker vervolgens alsnog weinig met bijvoorbeeld de installatie van Nauman. Wat meer gedegen informatie over wat er te zien is zou om die reden geen overbodige luxe zijn.

Ernst Ludwig Kirchner, Czardastänzerinnen, 1908-1920, olieverf op doek, 150 x 200 cm

Ernst Ludwig Kirchner, Czardastänzerinnen, 1908-1920, olieverf op doek, 150 x 200 cm

Waar walhalla

Natuurlijk kan men, als altijd bij een grote tentoonstelling, twisten over de plaats en status die aan verschillende kunstenaars en kunstvormen is toebedeeld. Zo wordt er nauwelijks aandacht besteed aan mediakunst en zijn sommige zaalindelingen, zoals Nauman met Haagse School, wel erg gewaagd. Het ‘dwalen door de wonderlijke eeuw’ kan bovendien letterlijk worden opgevat door de niet altijd duidelijke looproute. Maar hoe je het wendt of keert: deze galerij der groten is een waar walhalla voor de kunstliefhebber, zolang deze zich niet te veel laat storen door de onconventionele indelingen. De verscheidenheid aan werk en de open uitstraling maken het bovendien interessant voor een breed publiek. Ook voor bezoekers die de effen blauwe vlakken van Klein stiekem maar onzin vinden. Lekker ronddwalen kan iedereen.