Kunst / Expo binnenland

Artiesten en outsiders

recensie: Diane Arbus in Foam

Wat hebben travestieten, geestelijk gehandicapten, vuurvreters, Joodse reuzen en bejaarde Russische dwergen met elkaar gemeen? Het zijn outsiders en fotografe Diane Arbus vond hen intrigerend. Haar visie op het bijzondere en absurde van het leven is nu te bewonderen in Foam.

In deze eerste grote overzichtstentoonstelling van Arbus’ oeuvre in Nederland zijn ongeveer 200 werken uit musea en privécollecties te zien, waaronder wereldberoemde én nooit eerder tentoongestelde foto’s. Voor bezoekers die meer verdieping zoeken, zijn bij Foam aparte kamers ingericht met stukjes uit het Arbus archief van het Metropolitan Museum of Art.

Diane Arbus (1923-1971) begon op haar achttiende met fotograferen. Vanaf 1959 maakte ze in toenemende mate fotoseries voor Harper’s Bazaar, Esquire en New York Magazine. Met een onderzoekende blik legde ze het leven van minderheden in de boven- en onderlaag van de maatschappij vast. Zo creëerde ze een antropologisch overzicht van subculturen en opmerkelijke levens in het New York van de jaren ’50 en ’60.

Travestiet en high society
Foam heeft bewust de werken uit dit zeer veelzijdige oeuvre door elkaar opgehangen, zonder te letten op onderwerp of serie. Met uitzondering van één zaal, waarin een aantal foto’s van het dagelijkse leven van geestelijk gehandicapten te zien zijn. Dit versterkt en verduidelijkt de foto’s en geeft ze meer diepte. Ook Arbus’ andere werk zou baat hebben bij zo’n gezamenlijke presentatie. Foam verklaart op de website dat de ongeorganiseerde indeling ‘de bezoeker in staat stelt de foto’s wars van vooroordelen toe te treden, zoals de fotografe haar onderwerpen’.

Foto: Diane Arbus

Foto: Diane Arbus

Die fotografische benadering was destijds gewaagd net als Arbus’ onderwerpkeuze. Ze bracht portretten terug tot de essentie: ontspannen, vaak niet geposeerd en in de vertrouwde omgeving van de geportretteerde gemaakt. Thuis op de bank of in bed, in de kleedkamer of op het werk, op straat of in het park. Het zijn portretten zonder mooimakerij of medelijden. Arbus plaatste haar onderwerpen nooit op een voetstuk, maar ze keek ook niet op hen neer. Of het nu ging om een travestiet of iemand uit de high society.

Critici wisten deze stijl niet altijd te waarderen. Ook beroemdheden die door haar gefotografeerd werden waren niet altijd gecharmeerd van haar directe stijl. Ze kwamen er niet altijd goed vanaf. Deze aanpak betekende niettemin een doorbraak in de documentaire- en straatfotografie.

Zwijgende minderheden
Als vernieuwer had Arbus het niet makkelijk. In 1971 vroeg zij een beurs aan voor haar laatste project: de Zwijgende Minderheden. In het projectvoorstel schreef ze, dat ze deze minderheden niet wilde negeren of op een hoop wilde schuiven, maar ze aandacht wilde geven in een fotoboek. De fotografe krijgt de beurs niet. Geplaagd door terugkerende depressies pleegt ze zelfmoord in datzelfde jaar.

De maatschappelijke waarde van het portretteren van zwijgende minderheden heeft wellicht in deze tijd aan kracht ingeboet. De mens van 2012 is niet snel meer te schokkeren door de werkelijkheid, hoewel de mens in al haar vormen altijd blijft fascineren.De foto’s van Diane Arbus hebben bovendien als tijdscapsule een zekere historische waarde.

Foto: Diane Arbus

Foto: Diane Arbus

De onsentimentele wijze waarop de fotografe haar onderwerpen heeft vastgelegd blijft echter actueel en modern. Ze kleurde niet, lichtte niet toe, maar liet de geportretteerden er slechts zijn. Een naakt echtpaar van middelbare leeftijd staat lachend en zonder schaamte naast bed tijdens een vakantie in een nudistenkamp. Travestieten maken zich duimendik op in de kleedkamer, terwijl harige benen door de netkousen piepen. Geestelijk gehandicapten rollen met kinderlijke uitgelatenheid in het veld.

Zij waren geen slachtoffer van hoon, spot of medelijden in Arbus’ foto’s. De fotografe liet een gestolen moment in hun dagelijks leven zien, hoe onalledaags dat leven ook mocht zijn. Zoals Arbus zelf zei: ‘Misschien moeten de foto’s (..) voor zichzelf spreken. Als ze verpletterend genoeg zijn, zal elke toelichting of oordeel over het onderwerp een verraad zijn, zowel aan hen als aan ons.’