Kunst / Expo binnenland

The accidental tourist

recensie: Anton Corbijn - Hollands Deep / 1-2-3-4

Met twee indrukwekkende tentoonstellingen wordt in Den Haag het oeuvre van fotograaf Anton Corbijn getoond. De bijna zestigjarige kunstenaar heeft met zijn fotowerk de portretfotografie tot grote hoogte weten te brengen. In het museum ontvouwt zich een geheimzinnige wereld van diepzwart, grove korrels en veel jeugdsentiment.

Het is een wat overbodige tweedeling die het Gemeentemuseum heeft bedacht: in het hoofdgebouw is met Hollands Deep de creatieve ontwikkeling van de fotograaf te zien, terwijl in het naastgelegen Fotomuseum Den Haag, in de tentoonstelling 1-2-3-4, de focus puur op het portretteren van muzikanten en bands is gelegd. Dat het een juist alles met het ander te maken heeft, zou een enkele grote overzichtstentoonstelling meer voor de hand liggend hebben gemaakt. Maar als je breed wilt uitpakken met Anton Corbijn is deze dubbelexpositie in ieder geval een publiekstrekker.

Johnny Rotten, Amsterdam 1977 © Anton Corbijn

Johnny Rotten, Amsterdam 1977 © Anton Corbijn

Feilbaarheid

De fotograferende domineeszoon uit het Zuid-Hollandse Strijen lijkt het allemaal weinig te doen. Natuurlijk is zestig een respectabele leeftijd en natuurlijk weet hij ook dat hij, vooral in de zeventiger, tachtiger en negentiger jaren, met zijn bijzondere stijl en benadering van de portretfotografie een belangrijke positie heeft verworven. Maar de totstandkoming van deze tentoonstellingen – in nauwe samenwerking met de conservatoren – heeft hem ook opnieuw leren kijken naar alle proefopnamen, contactvellen en uitprobeersels. De ‘feilbaarheid’, zoals hij het noemt, is alom aanwezig: fotograferen is hard werken en er gaat veel fout; het is vooral experimenteren en op het goede moment de juiste keuze maken. Het overgrote deel van zijn fotografische inspanningen blijft in het archief achter als onzichtbaar voorwerk.

Corbijn wilde op jonge leeftijd zijn liefde voor muziek exploreren door zo dicht mogelijk bij zijn toenmalige idolen te komen. Om zelf onzichtbaar te blijven was de camera een uitkomst en maakte hij zijn eerste portretten. Eenmaal in muziekmekka Londen beginnen zijn foto’s op te vallen en maakt hij steeds meer foto’s in opdracht van de grote muziekbladen. Lezers van NME, The Face, Muziekkrant Oor en Vinyl leren Corbijns werk kennen door de grofkorrelige, duistere sfeer en de verrassende composities. In een tijd dat ‘popfotografie’ slechts betekent dat kapsel en kleding van de artiest goed over moeten komen, is zijn benadering al snel op weg om beeldbepalend te worden.

Nick Cave, Londen 1996 © Anton Corbijn

Nick Cave, Londen 1996 © Anton Corbijn

Wonderlijke verzoeken

Kenmerkend voor de werkwijze van Corbijn is het ontbreken van een eigen studio. De fotograaf komt altijd bij zijn onderwerp op bezoek, maakt zijn foto’s in diens eigen omgeving of op een plek die samen overeengekomen wordt. Dat maakt dat foto’s van Corbijn een vorm van intimiteit vertegenwoordigen: het ongedwongen samenzijn en wederzijds respect zijn zichtbaar tot in het diepste zwart. In de catalogusteksten spreken veel artiesten over ‘veiligheid’ en ‘vertrouwen’ en ook over ‘vriendschap’, wat ervoor zorgt dat de fotograaf in volle creativiteit zijn gang kan gaan en ook de meest wonderlijke verzoeken aan de geportretteerden mag doen.

Martin Gore van Depeche Mode weet het raak te formuleren: ‘Er zit iets onmiskenbaars maar ondefinieerbaars in zijn werk. Een intrinsieke ernst achter de lach. Een spiritualiteit die zich schuilhoudt onder de sensualiteit.’ De wisselwerking tussen de fotograaf en zijn onderwerp onthult een groot ontzag voor elkaars talent. ‘Ik heb me altijd aangetrokken gevoeld tot mensen die iets bijzonders creëren’, aldus Corbijn.

Clint Eastwood, Cannes 1994 © Anton Corbijn

Clint Eastwood, Cannes 1994 © Anton Corbijn

Speelfilms

Door de jaren heen is Anton Corbijn min of meer gegijzeld door zijn eigen fotografie. Steeds meer artiesten en bands – later ook kunstenaars, acteurs en modellen – bestelden ‘een Corbijn’ en wilden daarmee vooral terugverwijzen naar het indrukwekkende oeuvre van de fotograaf. Dat betekende weinig ruimte om nieuwe horizonnen te ontdekken en een levenslange frustratie om onder het hem opgeplakte etiket ‘popfotograaf’ uit te komen. Hoewel Corbijn onder de noemer ‘vrij werk’ nog wel een paar persoonlijke uitstapjes heeft kunnen maken, hebben deze projecten nooit het niveau gehaald van zijn omvangrijke portretwerk uit haast vervlogen tijden.

In de tegenwoordige tijd is Corbijn vooral bezig met het maken van speelfilms, wat vanzelfsprekend veel meer in het verlengde van zijn fotowerk ligt. De film Control (2007) over het leven van Joy Divisions voorman Ian Curtis werd goed ontvangen door pers en publiek. ‘Fotografie blijft mijn grote liefde, maar film is mijn nieuwe uitdaging’, zegt de zelfverklaarde ‘accidental tourist’. Veel van zijn wereldwijde succes is bij toeval op zijn pad gekomen: de juiste mensen, de beste momenten, de scherpste beslissingen. Maar dat alles had nooit zonder het unieke oog van de meester plaats kunnen vinden en is nu in Den Haag prachtig zichtbaar gemaakt.