Boeken / Non-fictie

Kopje-onder in Groenland

recensie: Niko Tinbergen - Eskimoland

Al eeuwenlang zijn mensen gefascineerd door Groenland, niet in de laatste plaats vanwege de opvallende naam, de afgezonderde bevolking en de overweldigende natuur. Over het grootste eiland ter wereld is dan ook veel geschreven. Voor een nuchter Hollands perspectief op dit bijzondere land en zijn inwoners kun je nu – opnieuw – terecht bij Eskimoland van Niko Tinbergen (1907-1988).

Aan het einde van de tiende eeuw was de Viking Erik de Rode op zoek naar nieuw land. Hij was vanwege moord verbannen van IJsland en zeilde zuidwaarts. Het gebied dat hij ontdekte gaf hij de naam Groenland. De Noorman was ervan overtuigd dat mensen een land met een aantrekkelijke naam eerder zouden bezoeken; ‘groen’ zorgde ook in het Vikingtijdperk al voor positieve associaties. Het is bijna duizend jaar later als de Nederlandse bioloog Niko Tinbergen en zijn vrouw Lies naar het eiland trekken. Ook voor hen valt er veel te ontdekken. Aan flora en fauna, maar tevens aan de inwoners.

Geen opwindende berenjachten

Net gepromoveerd en getrouwd vaart Tinbergen op 14 juli 1932 met zijn vrouw de Kopenhaagse haven uit. ‘Eindelijk was het zover’, opent hij zijn reisverslag: het schip zet via Zweden en IJsland koers naar het oosten van Groenland. In het kader van het Internationale Pooljaar 1932-1933 kon het stel als gast deelnemen aan de Nederlandse expeditie. Ruim een jaar verbleven Tinbergen en zijn vrouw in verschillende nederzettingen om onderzoek te doen. Het enthousiaste verslag van hun reis, Eskimoland, verscheen in 1934 in kleine oplage en is nu door Uitgeverij Van Oorschot opnieuw uitgegeven.

Wie bang is voor taaie biologische uiteenzettingen hoeft niet te vrezen. Al in de inleiding stelt Tinbergen de lezer gerust. Hoewel hij het niet nalaat ‘hier en daar’ enkele resultaten van zijn werk ter sprake te brengen, streeft Tinbergen ernaar ‘de niet biologisch georiënteerde lezer geen al te onverteerbare kost voor te zetten’. Verwacht geen ‘opwindende berenjachten’ of andere spannende avonturen, waarschuwt Tinbergen verder: ‘onze bezigheden waren van bescheidener kaliber’. Daarmee doet de bioloog Eskimoland tekort. Hij vertelt wel degelijk – beknopt – over de ijsberenjacht; bovendien wordt bijna elk thema in het boek opwindend dankzij Tinbergens mooie foto’s en zijn levendige, gedetailleerde beschrijvingen.

De Hollandse landkajak

Het leukste voorbeeld hiervan is misschien wel dat het echtpaar Tinbergen leert kajakduikelen. Waar het kajakken hun verbazingwekkend eenvoudig afgaat – Tinbergen verklaart hun ‘schommelvastheid’ door alle ervaring met de Hollandse ‘landkajak’, de fiets – blijkt duikelen toch minder eenvoudig. Het is wel een onmisbare vaardigheid om je in de kajak zonder hulp te kunnen redden: door te leren duikelen kun je je ook bij hevige wind of een aanvallende zeehond weer rechtop in het vaartuig hijsen.

Waren de Inuit nog enigszins teleurgesteld over de goede kajakvaardigheden van de Nederlanders, het toekijken bij het duikelen zorgt voor grote hilariteit. Kopje-onder gaan en weer bovenkomen is lastig; Tinbergen komt er al snel achter dat het duikelen geen kwestie is van kracht, maar van stijl. De aanhouder wint:

[T]oen ik de kunst eenmaal te pakken had werd het een genotvolle sport om met een of meer Groenlandervriendjes op de fjord rond te tollen en kajaktrucs te leren.

Eenmaal terug in Nederland verleerde Tinbergen zijn vaardigheden overigens niet: bioloog en schrijver Tijs Goldschmidt vertelt in het voorwoord dat Tinbergen jaren later nog indruk maakte op studenten door te kajakduikelen op De Kaag.

Deelgenoot van het avontuur

Het echtpaar Tinbergen dompelt zich letterlijk en figuurlijk onder in Groenland. Ze gaan bijvoorbeeld regelmatig naar dansavonden, eten volgens de Groenlandse cuisine, leren zolen op hun schoenen zetten en een net knopen om in de fjord zalm te vangen. Ook leren Tinbergen en zijn vrouw de taal. Ze kunnen zich uiteindelijk prima verstaanbaar maken, al blijven ze volgens Tinbergen steken op een ‘afschuwelijk jargon’.

Deze onderdompeling getuigt van Tinbergens oprechte interesse in de Groenlandse bevolking en van waardering voor hun gastvrijheid en gebruiken. De bioloog gebruikt woorden die nu als denigrerend worden gezien (‘vriendjes’, ‘volkje’, ‘Eskimo’), maar die in de jaren dertig nog geen negatieve connotatie hadden, integendeel: hij had alleen maar respect voor de Inuit. Tinbergen amuseert zich geregeld over een gewoonte of bespreekt een keerzijde van een gebruik, maar doet dat altijd goed onderbouwd en nooit op een vervelende manier. Uit het hele boek blijkt dat Tinbergen en zijn vrouw een prachtige periode in Groenland hebben meegemaakt.

Maar aan alles komt een einde. ‘Eventyret var forbi!’ besluit Tinbergen Eskimoland. Het Groenlandse sprookje is uit; de Hollandse landkajak wacht. Ruim tachtig jaar later wordt een nieuw publiek deelgenoot van dit avontuur in het land met de nog altijd aantrekkelijke naam.