Theater / Voorstelling

Het zorgenkindje van De Verleiders

recensie: BOS Theaterproducties - De Verleiders – Slikken en stikken

De heren van de vijfkoppige groep De verleiders zijn weer op dreef in hun nieuwe voorstelling Slikken en stikken. Nieuwkomer Martijn Fischer, de vervanger van Pierre Bokma, past goed binnen dit team van toneelspelers en laat zien hoe zoetgevooisd zijn stem is. In deze show over het zorgstelsel wordt de farmaceutische industrie op de hak genomen, wordt de lezer overspoeld met statistieken en moeten we als mensen één advies ter harte nemen: ‘Mens, durf te sterven!’

Goede auteurs, mooie persoonlijke verhalen en een lekker vlot ritme, dat zijn de pijlers waarop dit toneelstuk staat. Toch ontbreekt er iets aan het geheel. Het is geen totaaltheater, maar eerder één lang betoog met statistieken en schemata om de onderbouwingen te rechtvaardigen. Wellicht is de roem en het succes van de voorgaande shows – Slikken en stikken is alweer voorstelling nummer vier – de spelers naar de bol gestegen. Dat is immers wel duidelijk te zien aan hun zelfvoldane houding en de brutaliteit waarmee ze de bezoekers vragen welke pillen ze slikken. Het publiek kan deze participatie echter wel waarderen en onbeschroomd steken ze hun vingers in de lucht.

Leed weglachen

De interactie met het publiek zorgt ervoor dat de spelers de lachers op hun hand krijgen. De flauwe opmerkingen en grapjes zijn wel enig gegniffel waard, maar een schaterlach gaat te ver. Desalniettemin ligt de zaal bij iedere woordspeling weer dubbel van het lachen. Het is alsof de bezoekers hun leed als een boer met kiespijn van zich aflachen. Het grote pillenverbruik in Nederland, waar haast de hele bevolking schuldig aan is, is namelijk niet meer dan een bittere confrontatie met de waarheid. Keer op keer houden de spelers het publiek een spiegel voor; het ene na het andere nieuwtje over de farmaceutische industrie of het zorgbeleid brengt duidelijk een schok teweeg. En dat is precies wat De verleiders willen bewerkstelligen: de bezoekers een ‘heel pijnlijke avond’ bezorgen. Of de spelers daarin zijn geslaagd, valt te betwijfelen. Pijn van het lachen, tja, dat is een klacht die velen met elkaar delen na deze voorstelling.

De typetjes die de spelers vertolken doen namelijk een groot beroep op je lachspieren. Victor Löw speelt een Amerikaanse directeur van een farmaceutisch bedrijf, die aan zoveel mogelijk klanten zijn pillen – met ernstige bijwerkingen – wil slijten. Wanneer Löw voor het eerst in deze rol kruipt, is hij zeer overtuigend met zijn aangedikte Amerikaanse tongval, maar de ontembare woede in de laatste scène doet de rol op het laatste moment teniet. Daarnaast speelt Löw ook een hypochonder die net zolang bodyscans blijft doen, tot hij krijgt bevestigt wat hij wil horen. ‘Ik ga dood!’, roept Löw blij aan het slot van deze scène. De credits gaan bovendien ook naar George van Houts, die een vrouwelijke minister speelt en allerlei tuttige vrouwentrekjes tot in precisie weet uit te beelden. Leopold Witte als ‘doktor’ en Martijn Fischer als ‘leverpatiënt’  voeren daarnaast een sterke dialoog met elkaar. De miscommunicatie tussen hen werkt ironiserend, terwijl de situatie – dokter brengt patiënt slecht nieuws – verre van grappig is.

De humor krijgt daardoor iets macabers, net als de erg persoonlijke verhalen die de spelers één voor één met het publiek delen. Over hoe een ouder ging dementeren, over hoe een andere moeder euthanasie pleegde en over hoe een kleuter doorsloeg na het gebruik van Ritalin. Ieder persoonlijk verhaal wordt afgesloten met een grapje, waarschijnlijk om het niet al te ‘serieus’ te maken. Het doet echter wel afbreuk aan het waarheidsgehalte van het vertelde: is het nu echt waar of niet?

Perfecte timing

Terugkomend op die zelfvoldane houding die de acteurs niet loslaat: dit zelfvertrouwen zorgt er wel voor dat de aandacht steevast op de spelers gericht blijft. De acteurs zijn sterk in hun rol en dat niet alleen: ze weten goed op elkaar in te spelen en volgen elkaar in vlot tempo op. Alles in deze show is perfect getimed, op een muzikaal intermezzo na, dat compleet uit de lucht komt vallen. Net als het intermezzo – met overigens wél een goede gitaarsolo van Tom de Ket – duren sommige sketches nét iets te lang, vooral als de acteurs steeds meer hun stem gaan verheffen om hun punt te verduidelijken. De voorstelling blijft een zorgenkindje: goede acteurs, goede dialogen, lekker tempo, máár weinig samenhang en een hoog wetenschappelijk gehalte, waardoor het lijkt alsof je in de collegebanken zit.