Boeken / Poezie

‘Het stuwen van de onderstroom’

recensie: Ilja Leonard Pfeijffer & Erik Jan Harmens - Duetten
harmens-pfeijffer

Twee bevriende dichters vinden elkaar in een uitwisseling van e-mails. De een schrijft een paar regels, de ander vult aan, en vice versa. Er wordt niet gesproken over onderwerp, concept of uitkomst: de onregelmatige samenzang heeft als resultaat de verrassende poëziebundel Duetten.

Erik Jan Harmens en Ilja Leonard Pfeijffer hebben elkaar een jaar lang bestookt met voorzetten in tekst die direct weer een reactie van de ander opriepen. De spontane dichtvorm – waarin volgens het naschrift niet is gecorrigeerd – heeft geleid tot een dertigtal duetten die in willekeurige volgorde in de bundel zijn geplaatst. In een afwisselende reeks strofes komen tal van onderwerpen aan de orde, maar is het vooral het verschil in stijl en weergave dat voor een opmerkelijke dynamiek zorgt.

Drankzucht

Pfeijffer schrijft in zijn bekende dubbelrijm – of gepaard rijm – waarmee hij ook zijn uit alexandrijnen opgebouwde bundel Idyllen heeft ingekleed. In een strak regime, overladen met enjambementen om de klank te kunnen beheersen, vormt hij een lyrische basis voor de thema’s die aangestipt worden. Harmens is veelal de frivole inkopper die een voorzet van Pfeijffer op sublieme wijze weet te verzilveren. Hij is vrij in zijn vorm, experimenteert er lustig op los en koppelt binnenrijm en alliteratie aan een opmerkelijke scherpzinnigheid.

De duetten handelen over het dichterschap, over voordragen voor publiek, over vriendschap, liefde, social media, straatcultuur, geweld en terrorisme. Natuurlijk komt ook de drankzucht voorbij, waarmee beide dichters een hechte verbintenis hebben gehad en waarvan de verleiding nog altijd op de loer blijkt te liggen. Pfeijffer speelt de advocaat van de duivel: ‘Dus waarom zwicht je niet? Ik ken je al zo lang./ We hebben zoveel schuim beleefd dankzij je hang/ naar mij en naar mijn bitter romige verzachten’. Harmens hoopt op steun van zijn compaan: ‘dim het licht tot het donker is, fade uit tot de funk verstomt/ land in zicht rond sint juttemis, ik groeide tot ik kromp/ weet je zeker dat je me dragen kan, mij topzware westmalleman’.

Consumptiebonnen

Een dramatische scène op de luchthaven, Pfeijffer schetst de schokkende situatie: ‘En toen ik bij de juiste incheckbalie stond/ met springstof en een sissend lontje uit mijn kont’, waarop Harmens zijn regels naar een ander niveau tilt, in een taal die meer omfloerst is en daardoor de werkelijkheid nog intenser weergeeft:

beef om bevroren bewakingsbeeld
hier ben ik nog heel
nog één keer het licht in van burger king
malende kaken gaan staken
mijn lendenen met slagsnoer omgord
alles komt goed want is ingestort

In deze speeltuin van de poëzie wordt tegelijkertijd de positie van de dichter onder de loep genomen. De scheve verhouding tussen het aantal verkochte dichtbundels en de populariteit van optredende dichters is nog steeds groeiende. De dichter is een entertainende ondernemer geworden, de drank is afgezworen en het bohemienbestaan verkwanseld. ‘Het dichten was om de consumpties ooit begonnen./ Nu weten we geen raad met de consumptiebonnen’, memoreert Pfeijffer. De ‘chouffeloze’ Harmens dikt het nog eens aan: ‘we zijn niemand meer over en niet te geloven alsof we lege emmers legen/ in een volle goot die overloopt/ door het stuwen van de onderstroom’.

Duetten blinkt niet uit in gedenkwaardige gedichten. Het is de heen en weer gaande beweging tussen twee vrienden die, hun woorden optekenend in een spontane uitwisseling, een boeiende tekst oplevert. Er wordt veel losgemaakt en omgewoeld, maar de taal blijft de lichte geforceerdheid van een actie-reactie behouden. ‘Blanke pfeijfferhuid’ en ‘droeve harmenssnuit’ hanteren de pen virtuoos en het experiment mag voorzichtig geslaagd heten: ‘we willen van weinig woorden zijn maar het ontsnapt ons als gas’.