Boeken / Non-fictie

Het leven van een bibliotheek

recensie: Esther Mourits - Een kamer gevuld met de mooiste boeken
Esther Mourits - Een kamer gevuld met de mooiste boeken - uitgelichte afbeelding met oude boeken

Bibliotheken: in een tijd van digitale reproductie lijken deze fysieke verzamelingen van kennis in toenemende mate verouderd. Maar ze blijven bronnen van kennis en verwondering, zoals Esther Mourits in Een kamer gevuld met de mooiste boeken laat zien.

Het is bijna onvoorstelbaar in 2017: informatie was niet altijd zo toegankelijk als vandaag, kennis werd niet altijd zo makkelijk verspreid. Tot het einde van de Middeleeuwen was het kopiëren van boeken een taak voor monniken, die maanden, soms wel jaren aan één exemplaar werkten. De uitvinding van de boekdrukkunst maakte dat werk efficiënter – het is een vroeg voorbeeld van robotisering. Desondanks bleven boeken duur, en ze verzamelen was niet voor iedereen weggelegd.

Feest voor het oog

Dit is een van de redenen waarom de bibliotheek die Johannes Thysius zijn stad Leiden heeft nagelaten zo bijzonder is. Daarnaast is zijn collectie opvallend omdat het in 1653, toen hij op 31-jarige leeftijd overleed, niet gewoon was dat een particulier zijn bibliotheek naliet aan de publieke zaak. Doorgaans werd een verweesde collectie geveild: vele boeken uit de Bibliotheca Thysiana heeft Thysius zelf op die manier verworven. Echter, ondanks dat velen het gebouw op de hoek van het Rapenburg en de Groenhazengracht kennen, is de bibliotheek zelf nog nooit grondig bestudeerd.

In dat gat is Esther Mourits gesprongen. Haar promotieonderzoek is in een publiekseditie bij de Nijmeegse uitgeverij Vantilt verschenen. Een kamer gevuld met de mooiste boeken is een prachtig, luxe uitgegeven boek. Middels foto’s en afbeeldingen visualiseert Mourits waar zij het over heeft: oude documenten, zeventiende-eeuwse prenten, foto’s van de bibliotheek. Dit boek is een feest voor het oog, precies wat zijn onderwerp verdient.

Context

Mourits opent met een biografische schets van Johannes Thysius, een wat weifelende jongeman die al vroeg door het overlijden van rijke familieleden in het geld kwam. Hij promoveerde in de rechten, al was hij volgens Mourits een middelmatige student; hij ging op een Grand Tour, maar moest door ziekte afzien van een bezoek aan Italië; hij verzamelde boeken, al leek hij niet bevangen door een passie voor een bepaald onderwerp of onderzoeksgebied. Wie Johannes Thysius wel was, is na deze openingsschoten niet helemaal duidelijk: de indruk blijft van een soort mislukte jongeman die nooit opgegroeid is, versterkt door zijn vroege overlijden.

Na dit eerste deel volgen hoofdstukken over Thysius’ nalatenschap, hoe hij boeken verzamelde en een typering van de bibliotheek. Als afsluiter vergelijkt Mourits Thysius’ bibliotheek met de toen heersende filosofie van de ‘ideale’ bibliotheek, een vergelijking die overigens positief uitvalt. Mourits gaat in op politieke, wetenschappelijke als ook cultureel-literaire ontwikkelingen in de eerste helft van de zeventiende eeuw. Ze combineert filosofische bespiegelingen over de functie van de bibliotheek met diepgrondig archiefonderzoek. Het doel een zo volledig mogelijke context te geven voor de Bibliotheca Thysiana lijkt daarmee behaald.

Gortdroog

Maar voor welk publiek is deze uitgave bedoeld? Mourits is ongelooflijk precies, wat de wetenschappelijke waarde van het door haar uitgevoerde onderzoek verhoogt en bestendigt, maar bij tijd en wijle is haar proza gortdroog. Wanneer zij op ruim de helft van het boek, de collectie van de bibliotheek in cijfers vangt en schrijft:

Onderwerp van dit onderzoek is de collectie boeken die is samengesteld door Johannes Thysius, en daarvoor is de catalogus die kort na de stichting van de bibliotheek is opgesteld, gekozen als uitgangspunt. Deze catalogus komt inhoudelijk het meest overeen met de collectie zoals die er uitzag aan het einde van Thysius’ leven – meer dan enige andere bron.

zegt zij daarmee niks nieuws. De verschillende catalogi en kasboeken zijn dan al uitgebreid becommentarieerd, voorkeuren zijn uitgesproken. Het is jammer te moeten constateren dat Mourits, die overduidelijk zeer veel geeft om de bibliotheek, haar collectie en de plek die zij inneemt in de cultuurgeschiedenis van Leiden en Nederland, op deze manier veel van het leven uit haar onderwerp geperst heeft.