Film / Films

Een sobere les in revolutie

recensie: Che: Part One

Steven Soderbergh maakte een tweeluik over Che Guevara. Het eerste deel speelt zich af in Cuba: pure cinema over een revolutionair die geen concessies doet.

~

Piepend zakt Ernesto Guevara (Benicio Del Toro) in elkaar op het steile bospad. Hij is met elf anderen, waaronder Fidel en Raúl Castro, overgebleven van de 85 revolutionairen die in Cuba aan land kwamen. Hij trotseerde het leger van Batista maar wordt hier, in de vochtige bergen van Sierra Maestra, op de knieën gedwongen door zijn astma. Voor even, want als een van de mannen omkijkt en hem te hulp snelt, wordt hij weggewuifd. Steunend op een boomstam hijst hij zichzelf weer overeind en vervolgt hij zijn tocht. Hijgend.

Steven Soderberghs Guevara is er een van vlees en bloed. De Argentijnse revolutionair verwerd de afgelopen decennia tot symbool voor een soort plat, puberaal vrijetijdsverzet – op kleding, agenda’s en rugzakken stond hij zelfs in dienst van het kapitalisme – maar krijgt in Che het gezicht terug dat hij verdient. Soderbergh (Traffic, Ocean’s Eleven) had er zelfs twee films voor nodig. Che: Part One vertelt hoe de jonge Argentijnse dokter onder Castro uitgroeit tot een intelligente guerrillastrijder, aanvoerder en held van het volk.

Intellectueel

~

Het gaat Soderbergh om de uitdagingen die komen kijken bij het implementeren van een politiek idee op grote schaal. Ruggengraat van de film is een in stijlvol zwart-wit geschoten interview met Guevara, waarin hij zichzelf en zijn denkbeelden verklaart aan een Amerikaanse journaliste. De contrastrijke, grofkorrelige beelden tonen de politieke intellectueel achter de revolutionair. De makers hadden duidelijk geen interesse in een psychologisch portret en lieten zich inspireren door Guevara’s boeken over de Cubaanse guerrillaoorlog. Che gaat vooral over de politiek van verzet; het is een diepgaande verhandeling geworden over de grondbeginselen van een revolutie.

De rol van ingetogen, maar vastberaden legeraanvoerder is Del Toro (die de film mede produceerde) op het lijf geschreven. Hij is vechtlustig, maar in zijn getekende gezicht zijn de sporen zichtbaar van het bijbehorende leed. Subtiel, net als de zeldzame blijken van mededogen en affectie.

Groene bossen

~

De benadering is afstandelijk. Soderbergh hanteert een sobere vertelstructuur, maar compenseert dat met een voortreffelijke visuele stijl. De camera trekt met liefde door de dampende groene bossen en de stoffige geelbruine stadjes en toch vervalt de film geen moment in de voor de hand liggende romantische retoriek. Nieuwe rekruten worden gewaarschuwd: het is slapen op de grond, dagen niet eten en vrienden worden zonder afscheid voor dood achtergelaten. De revolutie wordt uitgekleed, gefileerd tot de essentie overblijft: geloof. ‘Oorlogsstrategie? Onzin’, aldus Guevara. ‘Zorg dat je mannen weten waarvoor ze vechten en ze zullen uit zichzelf de beste plekken uitkiezen. Omdat ze willen winnen.’

Ondertussen wordt de ware strijd gevoerd met het geven van handen, het sluiten van overeenkomsten met gelijksoortige bewegingen en het rekruteren van boeren. Zelfs in de vechtscènes heeft Soderbergh zich niet laten verleiden tot Braveheart-achtig testosterongeweld. Geschoten wordt er slechts omdat het moet.

~

Je zou de regisseur kunnen verwijten dat hij Guevara van zijn beste kant belicht. Aan de superioriteit van diens ideeën wordt geen moment getwijfeld en grove executies worden keurig verantwoord. Voor de film werkt dat echter weldadig. Waar de makers van biopics (bijvoorbeeld Ray en Walk the Line) onder druk van de filmwetten vaak zwichten voor een standaard narratieve structuur, wordt de centrale figuur in Che niet verder gedramatiseerd dan nodig is. Door deze sobere benadering kan de kijker zich in alle rust concentreren op de drijfveren van de revolutionair en de prachtige plaatjes van het land waarvoor hij strijdt.