Film / Films

Absurde spektakels

recensie: Seijun Suziki's misdaadfilms

Iedere liefhebber van Japanse films kent het verhaal: Seijun Suzuki maakte het eind jaren zestig met zijn radicale varianten op formulaire gangsterfilms zo bont dat hij door zijn filmstudio Nikkatsu ontslagen werd.

Scène uit <i>Branded to Kill</i>
Scène uit Branded to Kill

Suzuki wordt doorgaans om die redenen als genie beschouwd; Tokyo Drifter (Tokyo nagaremono, 1966) en Branded to Kill (Koroshi no rakuin, 1967) komen bij ons dan ook uit als delen van de reeks ‘Japanse klassiekers’, die eerder werk van Kurosawa, Imamura en Kitano leverde. Maar in het westen zijn de genrefilms die Nikkatsu in de jaren zestig aan de lopende band produceerde nooit verschenen, zodat Suzuki’s tweeluik zich niet laat vergelijken met zijn eigentijdse tegenhangers. De verering van de films om die reden is dus onjuist, maar dat Suzuki een radicaal eigenzinnige regisseur is, blijkt overduidelijk uit dit tweetal films.

Chaos

De wereld van Suzuki’s boeven is er een van complete chaos: iedereen is overgeleverd aan de willekeur van een gewelddadige en absurde wereld. In dit nihilistische universum opereren Hanada Goro, de eenzame huurmoordenaar uit Branded to Kill, en Tetsu Watari, de ronddolende yakuza uit Tokyo Drifter. Het heeft weinig zin om de plot van de films uit te leggen, want bij beide is die niet belangrijk. Hij is nooit expliciet realistisch en wordt enkel gebruikt als excuus voor een reeks soms duizelingwekkende scènes, waarin Suzuki zijn fantasie vaak de vrije loop laat.

Scène uit <i>Tokyo Drifter</i>
Scène uit Tokyo Drifter

Meestal ligt het absurde niet in de actie zelf, maar in de mise-en-scène, cameravoering of montage. In Branded to Kill bijvoorbeeld richt Suzuki tijdens een seksscène de camera op een leeg bed, en filmt hij een cruciale schietpartij bijna geheel vanaf een enorme afstand. De overdreven kleurencontrasten (in kostuums en decor) in Tokyo Drifter zijn een ander voorbeeld. Is er op visueel gebied niets aan de hand, heeft Suzuki wel andere bizarre elementen in petto: huurmoordenaar Goro bijvoorbeeld raakt pas echt opgewonden bij de geur van gekookte rijst.

Ironie

Het beeld dat veel critici van Suzuki hebben is dat van een kunstenaar die tegengewerkt werd door de studiobazen. Het tegendeel lijkt waar: het zijn waarschijnlijk de wetten van het genre (botte karakters, schietpartijen, een basale plot) en de uniformiteit van studioproducties die Suzuki de kans gaven om ze te de ondermijnen. De regisseur zelf heeft bovendien altijd stellig ontkend dat zijn films kunstzinnige pretenties of een diepere betekenis zouden hebben. Zijn bescheiden rol, meent hij, is het vermaken van het publiek, en hij weet als geen ander hoe dit werkt. Wat serieus formulewerk had moeten worden, werd in de handen van Suzuki een absurd spektakel, dat met al zijn zinnebeelden, theatrale kolder en barokke enscenering nog weinig aan zeggingskracht ingeboet heeft. Toen Tarantino nog maar net kwam kijken in deze wereld, wist Suzuki al hoe je een publiek overdonderde door alle conventies op zijn kop te zetten. Een belangrijke rol speelt daarbij – net als bij Tarantino – de ironische combinatie van geweld en humor, alleen is die bij Suzuki nooit wreed of zelfbewust, wel steevast onverwacht en subversief. Tokyo Drifter en Branded to Kill (de directe aanleiding voor Suzuki’s ontslag) zijn dan ook geen kunstfilms vermomd als b-films, maar unieke, radicale variaties op b-films.

Fantasie

Seijun Suzuki
Seijun Suzuki

De inmiddels 82-jarige Japanner heeft zijn wilde haren nog niet verloren, getuige zijn laatste twee films. Sterker nog: niet langer gedreven door de noodzaak van een plot en een genre laat Suzuki zijn fantasie nu pas echt de vrije loop. Pistol Opera en Princess Raccoon (onlangs nog op het IFFR) zijn werkelijk onnavolgbare schouwspellen, waarbij Suzuki moeiteloos en eindeloos van stijl en genre wisselt. Beide wachten nog op Nederlandse distributie. Van de nauwelijks gedateerde Branded to Kill en Tokyo Drifter kan de thuiskijker nu in ieder geval wel genieten, op dvd’s met (afgezien van de beroerde openingsscènes van de laatste) goede transfers, helaas van geen enkele extra voorzien.