Film / Films

We zullen doorgaan!

recensie: Anvil! The Story of Anvil

Anvil! The Story of Anvil gaat over een metalband die al dertig jaar op doorbreken staat. Regisseur Sacha Gervasi schreef eerder mee aan het script voor The Terminal. Zijn debuut als regisseur is een beetje aan de lange kant, maar ontroert juist door zijn volhardende oprechtheid.

~

Steve ‘Lips’ Kudlow, zanger en leadgitaarspeler van Anvil, werkt tegenwoordig in de catering. Hij ploetert door de Canadese sneeuw om enorme kratten met gehakt en pizza op tijd te bezorgen. Drummer Robb Reiner staat in de sloop. Met een enorme drilboor trilt hij, centimeter voor centimeter, een muur aan diggelen. Kut met peren, vinden ze allebei, maar de hoop op succes houdt ze op de been. Lips: ‘En als het niet lukt, heb ik het in ieder geval geprobeerd.’

Het is het standaardverhaal van de rockumentary: muzikanten gaan door het stof voor hun kunst. Het opmerkelijke aan Anvil! The Story of Anvil is dat het hier niet om een paar ambitieuze twintigers gaat, maar om een metalband die al dertig jaar in min of meer deze samenstelling bestaat. Anvil hoort bij de lichting rockbands die eind jaren zeventig als veelbelovend gold, maar terwijl Metallica, Slayer en Anthrax doorstootten naar de top, mistten de rockers uit Toronto de boot. Twaalf albums later zijn de mannen in de vijftig en staan ze nog steeds voor halflege kroegen te spelen.

Emotionele optimist

~

Regisseur Sacha Gervasi, voormalig roadie van de band, heeft met Kudlow en Reiner de volwassen geworden Jay & Silent Bob te pakken. De zanger is een kinderlijke, emotionele optimist met dezelfde aandoenlijke traagheid als Ozzy Osbourne. De drummer is zijn tegenpool, een in zichzelf gekeerde quasi-intellectueel. Het is een mooie combi, zowel voor de band als voor de documentaire. Ze zijn onafscheidelijk, maar het feit dat ze al decennialang tegen de klippen op proberen beroemd te worden zorgt onvermijdelijk voor spanningen. Tijdens een ruzie zit Reiner stil in een hoekje tegen de camera te mopperen, terwijl Kudlow hem probeert te omhelzen en met vertraande stem uitschreeuwt: ‘Je bent mijn beste vriend man, je bent de enige die ik heb.’

De twee roepen de nodige plaatsvervangende schaamte op. Als een klein kind wordt er bij een zus geslijmd voor een paar duizend euro om een nieuw album op te nemen. Als naïeve jongens zitten ze op de bank bij platenmaatschappij EMI met een blikje cola light. En nadat ze te laat zijn gekomen voor een optreden in Praag gaat Kudlow op de vuist met de programmeur van de avond, die ze (je zou zeggen: terecht) niet wil betalen. Het zorgt voor kromme tenen, vooral omdat het uitblijvende succes van de metalmannen een typisch gevalletje eigen-schuld-dikke-bult lijkt.

Kale plek op het achterhoofd

~

Op het eerste gezicht zijn Kudlow en Reiner karikaturen van de gepensioneerde rockster. De wilde lange haren zijn er nog steeds, maar er is een onmiskenbare kale plek op het achterhoofd bijgekomen. Een leren jas hoort tot de standaarduitrusting, maar Kudlow draagt tegenwoordig ook een buiktasje. Toch zet Gervasi de bandleden met zachte hand neer, als sympathieke jongens die je ondanks hun misstappen en wanorganisatie een kans op doorbreken gunt.

Aan de overkant van de Atlantische Oceaan houden ze van succes, vooral als daar een flinke dosis tegenslag aan vooraf is gegaan. In het geval van Anvil is dat een hele hoop, en de vraag is dan ook waarom ze niet gewoon de handdoek in de ring gooien. Gervasi brengt de halstarrigheid krachtig in beeld, tot het je als kijker bijna teveel wordt. Je denkt bij jezelf: dit wordt toch nooit meer wat? Misschien heeft de regisseur het niet zo bedoeld, maar er wordt aardig met je verwachtingen gespeeld. Uiteindelijk draait het om de vraag: is succes een keuze, of gewoon geluk? Het verhaal van Anvil geeft daarop geen antwoord, maar levert een charmante cocktail op van doorzettingsvermogen, durf en naïviteit – noem het de Canadese variatie op de American dream.