Film / Films

Formalistisch realisme

recensie: Involuntary (De ofrivilliga)

Ruben Östlund verkent in zijn formalistische Involuntary de dynamiek van ongewenste sociale situaties en het gedrag dat mensen onder druk daarvan vertonen: het verbergen van beschamende waarheden, het accepteren van grensoverschrijdend gedrag omdat het te laat is om te protesteren, enzovoort.

Östlund is verstandig genoeg om zijn ambities daartoe te beperken: hij vermijdt een moraal en probeert niets over de menselijke conditie te zeggen. Hij doet niet meer dan het uitbeelden van een aantal gebeurtenissen om een thema te verkennen, en slaagt erin om dit anderhalf uur lang fascinerend te houden.

~

De film toont een vijftal ‘verhaallijnen’ door verschillende mensen in verschillende situaties te volgen: een man op leeftijd tijdens een trouwfeest, een actrice tijdens een busrit, twee sletterige tienermeisjes, een rechtschapen lerares en een groepje jonge mannen op vakantie. De man doet alsof er niets aan de hand is terwijl hij ernstig gewond is; de actrice blijft beleefd tegen een opdringerig echtpaar en heeft, zo blijkt later, iets te verbergen; de meisjes bezatten zich in de stad; de lerares maakt zichzelf erg impopulair en een van de mannen laat de rest te ver gaan met een pesterij.

Verfrissend

Östlund neemt ruim de tijd de omstandigheden neer te zetten: het is pas na een half uur dat er zich duidelijk bepaalde ‘problemen’ voordoen. De oude man blijkt bijvoorbeeld zwaar gewond, maar houdt tot na het feest de schijn op; een van de meisjes drinkt zich bewusteloos en wordt alleen achtergelaten; de jongen kan niet besluiten of hij bij zijn maten wil blijven die hem hebben vernederd. Al deze situaties zijn uit het leven gegrepen, verlopen volledig voorstelbaar en zijn bijzonder overtuigend geacteerd.

Dit is een reden dat de film zo blijft boeien. Een andere is een verfrissend gebrek aan de neiging om de personages met elkaar verbinden en om een wereldse moraal aan het geheel te verbinden — twee zaken die de meeste ‘mozaïekfilms’ zo pretentieus en ongeloofwaardig maken. De enige hints die Östlund geeft dat hij iets meer wil zeggen dan wat hij laat zien, zijn het feit dat de personages volledig los van elkaar staan en dat zij van alle leeftijden zijn.

Herkenning

~

Dit betekent niet dat de lading van zijn film als geheel niet belangrijker is dan de mensen die hem bevolken. Integendeel: Östlund is veel meer geïnteresseerd in het presenteren van sociale spanningen dan in de personages als zodanig. Ten eerste ligt de ‘narratieve’ focus op de personages, maar zijn die steeds ondergeschikt aan de lading van de scènes als geheel. De willekeurige jongeman die op een tramrit door de tienermeisjes wordt lastiggevallen maakt net zo goed deel uit van de dynamiek die Östlund uitbeeldt als de meisjes zelf; de plotseling opduikende vader die zijn zoontje een daad laat opbiechten die hij niet heeft gepleegd, is net zo bepalend voor de situatie als de houding van de werkelijke dader. Ten tweede zijn de dialogen vaak niet eens functioneel: voor het groot deel zijn het willekeurige gesprekjes die de betekenis van scènes niet beïnvloeden.

Dit maakt de film verrassend genoeg niet afstandelijker, maar juist fascinerender: je hebt als kijker ondanks de volledige afwezigheid van volwaardige filmpersonages en traditionele mogelijkheden voor identificatie toch een zekere mate van waardering voor de meeste personen in de film. Van meeleven is geen sprake, maar van herkenning des te meer; Östlunds realisme werkt in zoverre als nodig is voor wat hij wil uitbeelden.

Achteloos

~

De film heeft bovendien een zeer strakke vorm. De verhaallijnen worden steeds afwisselend getoond in scènes van een paar minuten, die uit één tot drie, met statische camera gefilmde takes bestaan; het beeld wordt even zwart zodra ieder deel ‘afgerond’ is. Die rigide vorm doet in oppervlakkige zin denken aan die van Roy Anderssons Songs from the Second Floor, maar Östlund heeft veel minder interesse in beeldcomposities. Sterker nog: zijn kadreringen lijken bewust achteloos en willekeurig. Hij registreert taferelen van een afstandje en plaatst geregeld personages deels of geheel buiten beeld of laat ze uit het kader lopen. Dat is een redelijk opzichtige manier om de indruk te wekken dat zijn blik neutraal is en de kijker degene is die de film vorm en betekenis geeft, maar zolang de taferelen blijven boeien werkt het en maakt het de film realistisch. Maar in de laatste scènes levert het een probleem op.

Östlund verplicht zichzelf tegen het einde van de film tot een stijlbreuk door de spanning van een scène te laten afhangen van een flashback, de enige uit de film. Vanaf dat moment laat hij zijn structuur los en toont hij een paar loze opnames van een aantal personages. (De film eindigt met dezelfde opname als de openingsscène, maar deze omlijsting is niet meer dan een verfraaiend vormdetail.) Door niet vast te houden aan de structuur van de rest van de film en de film dus niet abrupt te beëindigen, voorkomt hij een bepaalde afstandelijkheid, maar bewerkstelligt hij daarvoor in de plaats erg weinig. Het is de enige valse noot in een film die ondanks zijn rigide formalisme menselijk blijft en voortdurend overtuigt.