Film / Films

Een man van weinig woorden

recensie: Bullitt, The Getaway

Steve McQueen was op het witte doek een man van weinig woorden, een keiharde einzelgänger die doet wat er gedaan moet worden. Bullitt (1968) en The Getaway (1972) zijn twee films uit zijn hoogtijdagen: McQueen was inmiddels uitgegroeid tot een icoon van mannelijke stoerheid. Drie decennia na dato is het niet moeilijk te begrijpen waarom. McQueen is met zijn zwijgzaamheid, met zijn minimale lichaamstaal zó zelfverzekerd, stoïcijns en vastberaden, dat zijn aanwezigheid de holle karakters van zijn personages en de zwak geschreven verhalen van zijn films doet vergeten.

~

Met een zwakkere acteur in de hoofdrol was Bullitt een doodsaaie politiefilm geweest en The Getaway een ongeloofwaardige actieprent: McQueens aanwezigheid dwingt zoveel ontzag af, dat hij beide films bijna op eigen houtje draagt. Hij is een acteur van minimale gebaren (en volgens velen, misschien terecht, van beperkte capaciteiten), die zelfs alleen met een bepaalde oogopslag een scène cachet kan geven. Voor Bullitt liet McQueen de Schotse regisseur Peter Yates naar Amerika overkomen. Yates maakte er een doodeenvoudige film van: politie-inspecteur Bullitt (McQueen) jaagt op de man die een kroongetuige koudgemaakt heeft. Als sleutelscène geldt daarbij een notoire, langdurige auto-achtervolging, die nog steeds adembenemend is. Tussen de actiescènes in gebeurt er bar weinig, wat van een dermate plotloze film een trage, ietwat saaie thriller maakt. Stijlvol is hij wel: Bullitt moet het hebben van een sobere sfeer (McQueen en Yates kozen voor een documentaire-achtige stijl, zonder muziek en met een simpele lineaire structuur), en is mede daarom geloofwaardig.

~

Vloeiend

In The Getaway verkeert de bikkel aan de andere kant van het spectrum: hij speelt een bankrover die met zijn vrouw op de vlucht slaat. The Getaway is niet alleen een McQueen-film, maar is in de eerste plaats een creatie van Sam Peckinpah, de legendarische regisseur van The Wild Bunch en Straw Dogs. Bovendien is hij geschreven door Walter Hill, dat andere icoon van de geweldfilms uit de jaren 70. Daarom is ook deze film een escapistische projectie, een masculiene fantasie vol seksisme, fetisjistisch geweld, fallussymbolen en andere provocaties. Niet dat The Getaway bijzonder gewelddadig is – het is zelfs een van Peckinpahs minder harde films – maar vrouwen zijn hier volledig minderwaardig, en de meeste schietpartijen spelen zich in de buurt van of voor de ogen van kinderen af. Zijn beste film is het ook niet: onwaarschijnlijkheid en een paar kolderieke scènes en slordigheden in het verhaal moet de kijker voor lief nemen, en de voor Peckinpah zo kenmerkende slow motion-scènes aan het einde van de film vallen uit de toon. Ondanks zulke tekortkomingen is The Getaway een schitterende, vakkundig gemaakte film. McQueen’s aantrekkingskracht is optimaal, en vrijwel iedere scène is met virtuoze beheersing gemonteerd. De vergane gloriedagen van Hollywood zijn in dat opzicht voelbaar: actie- en suspensescènes zijn zo vloeiend, zo gecalculeerd opgebouwd en gesneden dat ze ook op de hedendaagse kijker indruk maken. Wie wil weten waarom zulke scènes zo effectief zijn, doet er goed aan het informatieve audiocommentaar te beluisteren.

Pubers

Beide films zijn namelijk voorzien van een commentaarspoor en een redelijke hoeveelheid extra materiaal. Helaas konden wijlen Peckinpah en McQueen geen medewerking verlenen – afgezien van een zinloze montage die door moet gaan voor “virtueel audiocommentaar”, samengesteld uit aparte oude interviews. Het echte commentaarspoor van The Getaway is gelukkig bijzonder informatief: drie auteurs van boeken over Peckinpah en zijn films vertellen gezamenlijk honderduit over de film en Peckinpahs andere films. De academici verkneukelen zich haast als pubers over de actiescènes en zijn niet in staat enige kritiek te uiten, maar de kennis van achtergrondinformatie en technische aspecten die ze etaleren maakt alles goed. Regisseur Peter Yates, inmiddels 75 jaar oud (hij zou helaas nooit een betere film maken), voorziet Bullitt van een uitstekend commentaar: met innemende bescheidenheid en openhartigheid vertelt hij meer over technische feitjes, motivatie en persoonlijke herinneringen dan je maar kunt wensen. Bullitt wordt bovendien opgeleukt door drie bonusfilms (uitgesmeerd over twee schijven). Je krijgt een belachelijke, McQueen-adorerende promotiefilm uit de tijd van de film, een oppervlakkige maar boeiende documentaire over de acteur, en tenslotte een zeer fascinerende documentaire over de kunst van het monteren van een film. Twee uitstekende presentaties van hoogtepunten uit McQueen’s legendarische carrière.