Film / Films

Voluptueus en toch te mager

recensie: U-Carmen e-Khayelitsha

Kijken naar de meiden en hun konten cijfers geven: in Gouden Beer-winnaar U-Carmen e-Khayelitsha (2005) is dat het tijdverdrijf van de politiemacht van Sevilla. Niet Sevilla, Spanje, maar Sevilla, Khayelitsha: de grote Zuid-Afrikaanse township, 40 kilometer buiten Kaapstad. De film is een bewerking van Georges Bizets Franstalige opera, naar Prosper Mérimées boek Carmen. En in Zuid-Afrika spreken ze geen Frans, laat staan dat ze het zingen, dus het is in Xhosa, een Afrikaanse kliktaal, dat de politieagenten hun verveling op snaakse wijze vocaliseren.

~

Pas als in een sigarettenfabriek de werkneemsters met elkaar op de vuist gaan, hebben de ordetroepen wat te doen. Allereerst moet oproerkraaister Carmen (Pauline Malefane) naar het hoofdbureau worden gebracht. Haar bewaker, de kuise sergeant Jongikhaya (Andeline Tshoni), zwicht echter voor haar geflirt en de voluptueuze ondeugd ontsnapt. Van daaruit ontwikkelt zich het reeds bekende verhaal over verboden liefde, jaloezie en vrijheid versus plichtsbesef. Die geschiedenis wordt door regisseur Mark Dornford-May (de echtgenoot van Malefane) gekleurd door eigentijdse Zuid-Afrikaanse thema’s te belichten, zoals politiegeweld en aids. Carmen in Zuid-Afrika, zou de cynicus kunnen opmerken.

Goede intenties

Maar voor een gimmick alleen krijg je op het festival van Berlijn geen Gouden Beer, toch? In ieder geval doet zo’n samenvatting aan Dornford-Mays intenties geen recht. Allereerst heeft de voormalig opera- en theaterregisseur geprobeerd zijn verleden thuis te laten: behalve het feit dat de film een operabewerking is, herinnert weinig nog aan het toneel. De handheld camera zit de acteurs flink op de huid. Verder knipt Dornford-May nogal in het verhaal, en de hiaten die daar het gevolg van zijn, probeert hij op te vullen met flashbacks en veelzeggende beelden. De Xhosa teksten op Bizets muziek en de verplaatsing naar hedendaags Zuid-Afrika werken wonderwel. Wanneer de muziek opbeurend genoeg is, en de acteurs op stoom komen, is de film bij vlagen zelfs charmant.

Mager en zuinig

~

Maar voor goede intenties kopen we niets. De zogenaamd veelzeggende beelden zijn vaak lelijk of onbegrijpelijk. Giulio Bicarri’s cinematografie is zo los en het camerawerk soms zo schokkerig dat je er zeeziek van wordt: het wekt de indruk dat Dornford-May het theater heel hard probeert te vergeten. Door het gezwabber met de camera gaan de emoties en persoonlijke ontwikkeling van Carmen en Jonghikhaya totaal aan je voorbij. Dornford-Mays zuinige interpretatie van de karakters helpt ook niet echt. De prachtige, voluptueuze Malefane is vooral een erg sensuele Carmen. Haar legendarische opstandigheid en eigenzinnigheid blijven onderbelicht. En Andile Tshoni’s Jonghikhaya is zo strikt en zedig, dat nooit duidelijk wordt wat die twee nu precies in elkaar zien.

Gejongleer

Het voornaamste probleem is echter het gejongleer met stemmingen en prioriteiten. Ironische scènes, zoals die met de vleeskeurende politieagenten, worden afgewisseld met zware emotionele momenten, zoals wanneer de van zijn familie verwijderde Jonghikhaya een brief krijgt van zijn moeder. Dergelijke scènes hoeven elkaar niet in de weg te zitten. Maar Dornford-May brengt het nooit in balans. Bij lachwekkende scènes durf je niet te lachen, en bij trieste scènes wacht je tevergeefs op de climax. En dat is jammer, want het is zo’n sympathieke poging. Bieden dan de extra’s soelaas? Voor die stille Nederlandse meerderheid die volgens de distributeurs blijkbaar snakt naar trailers: ruimschoots.