Film / Films

Mooi gecomponeerd luchtkasteel

recensie: My Blueberry Nights

.

Uiteindelijk droomt iedere regisseur ervan: een film maken in Amerika. Het is de kans op een ontsnapping aan het grauwe arthousecircuit van te kleine, muffige zaaltjes en slecht zittende stoelen, op eeuwige roem bij het grote publiek. Veel filmauteurs probeerden het, maar evenzovelen sneuvelden in het walhalla van de cinema. De hoop werd voor hen een illusie, het in eerder werk zo zorgvuldig opgebouwde kwaliteitsstempel veranderde in een struikelblok.

Ook Kar-Wai Wong, de gelauwerde Hongkonger die meesterwerken als In the Mood for Love (2000) en Fallen Angels (1995) op zijn naam schreef, gaat jammerlijk onderuit. Zijn ‘Amerika’-debuut My Blueberry Nights bevat alle elementen die zijn eerdere films zo onontkoombaar en hartverscheurend maakten, maar verkeerd en overmatig gedoseerd. Altijd al lag bij hem het gevaar op de loer van mooifilmerij, van sfeervolle, oogstrelende beelden zonder diepere betekenis. Zijn vorige films bleven op de been juist door een extra laag achter al die filmische erotiek, waarin Wong subtiel de emoties blootlegde die gepaard gaan met verloren of onbereikbare liefdes. Een pijnlijk gevoel in de onderbuik hield je eraan over.

Lege huls

~

Helaas is My Blueberry Nights een lege huls. Weer is er de thematiek van de ongrijpbare ander, de begeerde man of vrouw die je soms voor even bezit maar uiteindelijk ongenadig uit je handen glipt. Waar Wong zijn stokpaardje eerder bereed in losjes om elkaar dwarrelende verhaallijnen, is het plot deze keer Amerikaans strak. In de scenariovorm van de roadmovie zit een platte symboliek verstopt: op de rondreis die Elizabeth (Norah Jones) door de Verenigde Staten maakt, verwerkt ze het leed dat haar met een ander weggelopen geliefde heeft achtergelaten. De ontmoetingen met verwante zielen, zoals de drankverslaafde, gefrustreerde politieagent (David Strathairn) die bij de entree van zijn ex nog altijd vervalt in een diva-achtige verering, hebben een louterende werking. Zodanig dat ze bij thuiskomst een nieuwe start kan maken – een voor Wong ongewoon optimistisch slotakkoord.

Bovendien is het nogal een open deur, een gevoel dat versterkt wordt door de houterige dialogen en voice-overs, die vaak uitleggen wat zo wel valt op te maken. De Aziatische stilte heeft plaatsgemaakt voor de Westerse neiging alle emoties uit te spreken en te schreeuwen. Dat past cultureel misschien beter – de film speelt immers in de VS – het doet afbreuk aan de onuitgesprokenheid van Wongs vorige films, die de kijker zelf aan het werk zette.

Kitsch

~

Alleen in de vormgeving doet My Blueberry Nights op het eerste gezicht niet onder voor Wongs eerdere films. De zachte kleuren en het warme, goudgele licht roepen die typische sfeer op van een dromerige nachtclub. Toch wringt ook hier iets. Wat bij Wongs vaste cameraman Christopher Doyle sensueel was, verandert in handen van Darius Khondji in pure kitsch. Zodanig dat het onbedoeld bijna een pastiche wordt op die eerdere films. Hetzelfde geldt voor de muziek, die wel jazzy is maar geen jazz – popartiesten als Norah Jones en Cat Power vulden de soundtrack.

De tragiek van deze mislukking is dat ze je dwingt Wongs hele oeuvre in een nieuw daglicht te stellen. Waren In the Mood for Love en Fallen Angels soms ook niet meer dan mooi gecomponeerde luchtkastelen? We moeten Kar-Wai Wong voorlopig maar het voordeel van de twijfel geven. Het is al pijnlijk genoeg te constateren dat een van de belangrijkste filmauteurs van deze tijd ergens de juiste afslag heeft gemist.