Film / Films

Angels Of The Universe

recensie: Angels Of The Universe

.

Het is niet alleen de schizofrenie die de IJslanders tot waanzin drijft. Achter het schijnbare succes ligt een diepgeworteld besef van de eigen wrange tijdelijkheid. Een tijdelijkheid die Fridrik Thór Fridriksson (Children of Nature, Cold Fever, Devil’s Island) telkens weer op een IJslandse manier weet samen te vatten in anderhalf uur. Zijn nieuwste film is een verfilming van het gelijknamige boek van de IJslandse schrijver Einar Már Gudmundsson. Gudmundsson schreef een indringend boek over zijn broer Páll, die langzaam maar zeker ten onder gaat aan zijn schizofrenie. Het boek werd bekroond met de literatuurprijs van de Noorse raad. Een verfilming van dit boek was dan ook een logisch vervolg op dit verdrietige succes.

Het leven lijkt voor Páll (Ingvar Sigurðsson) veel in petto te hebben: hij is een getalenteerd schilder, kan prachtige doldwaze verhalen vertellen en heeft een vriendin van goede komaf. Dat zijn vriendin de ‘doldwaze kunstenaar’ slechts gebruikt om zich af te zetten tegen haar ouders lijkt Páll niet te willen beseffen. Wanneer zij afspreken naar City Lights te gaan, komt ze niet opdagen. Páll loopt te ijsberen en kijkt uiteindelijk alleen naar City Lights, met twee kaartjes in zijn hand.

Deze confrontatie met de werkelijkheid veroorzaakt bij Páll een vorm van totale ontreddering. Waarom zo’n droevige film? Met een film als The Planet Of The Apes had hij zich wel kunnen verzoenen, waarom, de woordenstroom neemt niet meer af in zijn hoofd. Zijn hoofd doet pijn, maar de dokter wimpelt dat af en diagnosticeert zijn hoofdpijn als liefdesverdriet. Maar de pijn in zijn hoofd en hart blijkt een grotere kracht te bezitten dan de macht van welke vrouw dan ook. Páll wordt steeds wisselvalliger en vervalt steeds vaker in woedeaanvallen en in existentiële wanhoop. Páll raakt dermate ver van zichzelf verwijderd dat opname in een psychiatrische kliniek de enige oplossing lijkt te zijn.

~

In de kliniek maken we kennis met een stel kleurrijke figuren. Zo hebben we een stijlvolle bestudeerd man die denkt dat hij Hitler is, een ander schrijft alle liedjes voor de Beatles en stuurt ze telepathisch aan hen door, weer een ander heeft in China gestudeerd en promoveerde op een briljant proefschrift over Friedrich Schiller. In het ‘gekkenhuis’ ontmoeten de verschillende drop-outs elkaar. Lichtjes zijn ze bewust van de gebreken van de ander Langzaam komen ze uiteindelijk tot de conclusie dat de echte gekken buiten de kliniek leven.

De verschillende scènes met de gekken zijn enerzijds erg grappig maar anderzijds werken ze een onvermijdelijkheid in de hand. Het geluk van een klein moment, hoe hilarisch het ook moge zijn, zal nooit op kunnen wegen tegen de intrinsieke kracht van de zelfvernietiging. Fridriksson laat zien dat je hiervoor niet gek hoeft te zijn. Het ligt ten alle tijden op de loer, het enige wat we moeten leren is dit te kunnen relativeren. Op dit punt beland kunnen we in alle rust en vrede afstand doen van ons eigen leven… met een glimlach.

Het afglijden van Páll wordt op een fragmentarische manier weergegeven. Een goede keuze van Fridriksson. Op deze manier heb je de mogelijkheid meerdere facetten te belichten die wel een rol spelen, maar doorgaands niet op de voorgrond treden. Met eenvoudige maar zuivere beelden en lichteffecten wordt de wanhoop van Páll benadrukt en begrijpelijk gemaakt.

Ingvar Sigurðsson weet Páll de juiste emoties mee te geven. Van een eenvoudige glimlach tot sinistere woedeaanvallen, het komt allemaal diepemotioneel en indringend over. Voegen we hier nog een schitterende ijzige en sombere soundtrack van Hilmar Orm Hilmarsson en Sigur Rós aan toe, dan begrijpen we eindelijk de dichtregels van Sigfús Daðason:

Dromen: op de bodem ervan vermoedden we de nietsontziende aanval van de werkelijkheid