Boeken / Non-fictie

Femke Halsema, kwetsbaar optimist

recensie: Femke Halsema - Pluche

Boeken van politici dienen vaak een doel: met Hard Choices nam Hillary Clinton een voorschot op haar deelname aan de Amerikaanse verkiezingen dit jaar, met De mythe van het economisme lanceerde Jesse Klaver zijn politieke speerpunten. Kan Femke Halsema’s nieuwe boek Pluche dat cynisme weerstaan?

‘Als een passant in de politiek, zo heb ik me vaak gepresenteerd in interviews,’ zo opent Femke Halsema het eerste hoofdstuk van Pluche, haar ‘politieke’ memoires. Een passant die ‘behoorlijk lang’ is blijven hangen, dat erkent ze zelf ook, maar toch: een passant. Zou dat waar zijn? Je gaat er toch een beetje sceptisch in, memoires van politici. Zeker in het huidige mediatijdperk lijkt imago belangrijker dan inhoud, beeldvorming belangrijker dan boodschap. En iedereen geeft af op de politiek. In zo’n wereld is het beter zo snel zo veel mogelijk afstand te nemen van de Haagse kaasstolp, ook al heb je er twaalf jaar rondgelopen.

Scepsis, dus. Misschien omdat Halsema twaalf jaar in de Tweede Kamer zat. Of vanwege de manier waarop Halsema haar partij, GroenLinks, dichter naar de macht heeft gedirigeerd in de periode dat ze fractievoorzitter was. Dat was een weloverwogen keuze. ‘Een machtspartij met ideeën,’ dat wilde GroenLinks zijn – en niet het wetenschappelijk bureau van de Tweede Kamer, zoals de partij ook wel genoemd werd. Maar toch: het beeld van Halsema dat opstijgt uit Pluche is dat van een passant in de politiek, van een activistisch burger die zo gefascineerd is door de werking van macht dat ze telkens weer haar vingers er aan brandt.

Buitenbeentje

De politieke loopbaan Femke Halsema begint in 1993, wanneer zij in de krant een vacature ziet: de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid, zoekt wetenschappelijk medewerkers. De PvdA staat niet ver van de criminoloog Halsema af: haar moeder was namens die partij wethouder in Enschede. En zo belandt zij, opgeleid aan de Utrechtse universiteit waar men afkerig was van de politiek, bij een van de drie klassieke machtspartijen. Nog afgezien van allerlei partijpolitieke conflicten waar ze niks mee op heeft, blijkt al snel dat zij er vooral is om voor de bühne ‘dwarse’ meningen te verkondigen. In 1998 stapt ze over naar GroenLinks: Paul Rosenmöller, dan fractievoorzitter, bood haar een verkiesbare plaats op de kieslijst aan.

Binnen GroenLinks gedijt Halsema beter. De partij, in 1990 ontstaan uit een fusie van onder andere radicalen, pacifisten en communisten, trekt progressieve mensen aan die niet goed kunnen tegen de meer rigide organisatiestructuren die andere partijen kenmerkt. Wanneer Halsema eind 2002 het fractievoorzitterschap overneemt van Rosenmöller, weet ze in eerste instantie niet goed hoe ze de fractie moet aansturen en vindt zichzelf regelmatig tegenover een opstandige partij geplaatst. Na een paar jaar weet ze beter wanneer ze de teugels aan moet halen en wanneer ze deze kan laten vieren. Ze raakt er bedreven in, politicus zijn.

GroenLinks mag in zekere zin een partij vol vrijzinnige buitenbeentjes zijn; Halsema kan ook in dat gezelschap niet altijd haar draai vinden. Rond 2005 vindt ze het links-liberale geluid waar de meeste mensen haar mee zullen identificeren: sociaal-cultureel vooruitstrevend, economisch hervormend. De andere partijen op links, de PvdA en de SP, vindt ze te behoudend. Grote delen van haar achterban en het partijkader vinden dat Halsema met deze lijn te veel naar D66, naar rechts, opschuift. Als na de verkiezingen in 2006, waarbij GroenLinks stemmen verliest en van acht naar zeven zetels zakt, wordt een evaluatiecommissie op touw gezet. Halsema heeft hier weinig mee: zij heeft het gevoel daarmee een lame duck te worden, dat haar politieke einde als een zwaard van Damocles boven haar hoofd hangt. In Pluche schrijft ze: ‘Als zij mij vogelvrij verklaren, hoef ik me weinig gebonden te voelen, vind ik.’

Tijdgeest

Halsema gaat stug door met oppositie voeren ‘tegen de tijdgeest in’, zoals ze het al in 2003 noemde (bij een eerdere electorale tegenslag). Want haar eigenzinnige ideeën over vrijheid ontwikkelt ze niet in een vacuüm. Halsema’s tijd in de politiek staat volledig in het teken van twee schokgolven die over Nederland rollen: de moord op Pim Fortuyn in 2002 en die op Theo van Gogh tweeëneenhalf jaar later. In combinatie met de aanslagen op de Twin Towers in New York op 11 september 2001 zijn deze twee moorden een mentale waterscheiding. In een klap zijn de hoopvolle, Paarse jaren negentig voorbij. Nu regeert de metaforische angst. Concreet winnen conservatieve politici stemmen.

Tegen die angst en die behoudzucht zet Halsema een ‘politiek van hoop’ in, het best gevat in de verkiezingsslogan ‘Klaar voor de toekomst.’ Tussen 2002 en 2010 verzet zij zich tegen de gemakkelijke, populistische retoriek van de LPF, Rita Verdonk en Geert Wilders: zij dragen geen oplossingen aan, willen alleen scoren. En ze verzet zich tegen het CDA en de VVD, die bijna aan de lopende band conservatieve, repressieve maatregelen voorstellen in de hoop geen kiezers te verliezen. En zij verzet zich tegen de versufte sfeer tijdens de kabinetten-Balkenende, waarin de regering alle beleidsvoorstellen voorgekauwd heeft en oppositie nutteloos wordt. Totdat de spanning binnen een ministersploeg te groot wordt, en de regering moet aftreden.

Verfrissend

Dat optimisme maakt Halsema kwetsbaar. Het is onduidelijk hoe je stemmen wint door het tegenovergestelde te zeggen van wat grotere partijen zetten. Lange tijd blijft de zetelwinst dan ook uit. Tot 2010, wanneer GroenLinks weer naar tien zetels in de Tweede Kamer groeit. De macht lonkt: lange tijd wordt er door VVD, PvdA, D66 en GroenLinks overlegd over Paars Plus – of paarsgroen, zoals Halsema het noemt. Vooral Job Cohen en de latere informateur Ruud Lubbers komen er slecht vanaf in het hoofdstuk dat aan deze onderhandelingen gewijd wordt.

Uiteindelijk mislukt het overleg, en daarmee wordt voor Halsema ook duidelijk dat haar tijd in de Tweede Kamer er op zit. Nu, bijna zes jaar later, is Pluche verschenen, en het is een verfrissend boek. Halsema legt verantwoording af over haar woorden en daden, vertelt op heldere wijze waarom ze sommige controversiële besluiten nam, maar geeft ook haar fouten toe. Er is ruimte voor twijfel – zo vraagt ze zich af of ze haar ideeën en persoonlijkheid moet aanpassen als die (te) weinig potentiële kiezers overhalen. Ook dat is verfrissend.

Misschien was Femke Halsema inderdaad een passant in de politiek. Een actieve burger, met sterke opvattingen over de rechtsstaat en rechtvaardigheid, die via het Kamerlidmaatschap de mogelijkheid zag de wereld te verbeteren. In dat opzicht is, wat niet in Pluche beschreven is, tekenend: de periode na de politiek, waarin ze onder meer voor De Correspondent schrijft, documentaires maakt en als voorzitter van Stichting Vluchteling zichtbaar is. Blijft de macht lonken in de toekomst? Misschien. Als ze maar een kwetsbaar optimist blijft.