Boeken / Fictie

De kunst om konijnen te fokken

recensie: Erling Jepsen (vert. Edith Koenders) - Uit het dagboek van een konijnenfokker

In 1968 vonden ‘grote gebeurtenissen’ plaats, die ook in het Zuid-Jutse Gram niet onopgemerkt bleven. Maar het was daar toch vooral het jaar dat de bijna dertienjarige Allan Jensen een konijnenfarm begon. Erling Jepsen verhaalt erover in Uit het dagboek van een konijnenfokker.

Voor wie al meer werken van de Deen Jepsen heeft gelezen, is Allan allerminst een onbekende. In De kunst om in koor te huilen en Met oprechte deelneming stond hij met zijn familie eveneens centraal. Wie deze boeken al las zal voortdurend kleine verwijzingen vinden, maar Uit het dagboek van een konijnenfokker kan ook zonder problemen los worden gelezen.

Drie drachtige vrouwtjes

Na het overlijden van kat Kisser krijgt Allan toestemming van zijn ouders om konijnen te gaan fokken. Op zijn eigen farm van twee bij drie meter begint hij met drie drachtige vrouwtjes. Het aantal konijnen groeit al snel en het verzamelen van voedsel blijkt een tijdrovende klus. Daarvoor weet hij eerst leeftijdsgenoot Frode als knecht te ritselen, en later ook de iets jongere Mette. Hij betaalt ze met ’toverballen, winegums, zoethout en chocozoenen, die toen nog negerzoenen heetten’, uit de winkel van zijn ouders.

Tegelijkertijd is er van alles loos in Gram. De dorpsbewoners raken van slag door de komst van een ‘Afrikaanse’ vrouw en tussen de jonge inwoners loopt de spanning steeds hoger op, doordat de Oost-Zuid-Jutse ‘import’ van Gram de grens op de Spoordijk met West-Zuid-Jutse oudgedienden als Allan dreigt te overschrijden. Als de perikelen in het dorp of de problemen met zijn farm Allan te veel dreigen te worden, trekt hij zich graag terug met een boek.

Grote culturele verschillen

Out of Africa van de Deense Karen Blixen is een van die titels. Daarin staat Blixens leven op een koffieplantage in Brits-Oost-Afrika, het huidige Kenia, centraal. Allan vindt het boek eigenlijk behoorlijk saai: ‘de taal was vreemd ouderwets en er stonden geen plaatjes in’. Dat het uiteindelijk toch diepe indruk op hem maakt, blijkt bijvoorbeeld uit het begin van het boek. ‘Ik had een farm in Zuid-Jutland, aan de voet van de heuvel van het dorpje Gram’, is de openingszin. Ter vergelijking: Karen Blixen had ‘een plantage in Afrika, aan de voet van het Ngong-gebergte’.

Bij nadere beschouwing zitten er meer van zulke leuke verwijzingen in het boek. De Deense titel van Uit het dagboek van een konijnenfokker, Den sønderjyske farm, is bijvoorbeeld een rechtstreekse verwijzing naar Blixens Den afrikanske farm. En waar Blixen in haar werk de tegenstelling tussen de inheemse bewoners en Europeaanse kolonisten regelmatig laat terugkeren, bespreekt Allan uitvoerig de verschillen tussen de Oost-Zuid-Jutten en de West-Zuid-Jutten:

Hier en daar kwamen zelfs gemengde huwelijken voor. Zo’n echtelijke verbintenis duurde meestal niet heel lang, daarvoor waren de culturele verschillen toch te groot.

Allans huwelijk strandde ook. Zijn ex-vrouw was een Oost-Zuid-Jut.

Een 56-jarige schrijver aan het werk

In vergelijking met de andere boeken over Allan en zijn familie komt, zoals hij het noemt, ‘de kwestie met Sanne’ weinig ter sprake. Allans zus Sanne, die in De kunst om in koor te huilen ’s nachts regelmatig hun vader op de bank moest ’troosten’, woont inmiddels bij een pleeggezin. Maar juist door het zwijgen van Allans ouders broeit het. Ook de dorpsgenoten zijn nooit te beroerd om met een beschuldigende vinger naar zijn vader te wijzen en veel kinderen mogen niet meer met Allan omgaan. Hij is dan ook behoorlijk eenzaam. Jepsen weet dit alles, net als in zijn eerdere werken, invoelend te beschrijven. Doordat er tegelijkertijd veel ruimte is voor humor, wordt het verhaal echter nooit te zwaar.

Eveneens als in Met oprechte deelneming is het de volwassen Allan die terugblikt op zijn jeugd. Zijn ontwapende naïviteit, die De kunst om in koor te huilen zo kenmerkte, ontbreekt hier daarom. Nu zien we een 56-jarige schrijver aan het werk, die zijn jeugd reconstrueert en er een literair tintje aan geeft. Dat maakt het boek anders, maar niet minder interessant: op deze manier laat Jepsen weer nieuwe kanten van zijn personage zien. Al met al is Uit het dagboek van een konijnenfokker weer een echte Jepsen: onderkoelde humor, onderhuidse spanning, sterke dialogen en schrijfplezier dat van de pagina’s spat. Het is te hopen dat Allans levensverhaal nog lang niet is uitverteld.