Theater / Voorstelling

Daniël Arends in topvorm: “Alles wat ik hier sta te doen, is nep”

recensie: Daniël Arends - Carte Blanche

Wie ben je en wie wil je zijn? Wat is nep en wat is echt? Dat zijn de grote vragen in de show Carte Blanche van Daniël Arends. Door een imago aan te nemen, doe je zoals je wilt zijn. Maar dat is nep. De stoere motorchicks zijn ‘om te janken’, de backpackers komen er ook niet best vanaf. De toon is gezet. Al grappend en filosoferend vertelt hij over artistieke ontwikkeling, hypocrisie en verwachtingen.

Arends is slechts ‘een gast met een grote bek die niets zegt’, meent hij. Halverwege de voorstelling vertelt hij met een verhaal over zijn jeugd, waarmee hij halverwege kapt omdat hij er geen zin meer in heeft. Hij kijkt geërgerd op zijn horloge, omdat hij nóg een uur moet. Hij is door zijn stof heen, zegt hij, en besluit te kletsen met de toeschouwers.

Haat-liefdeverhouding met publiek

Met zijn harde en directe grappen maakt hij het publiek vaker belachelijk. ‘Je heet Joni? Wat leuk, dat betekent kutje in het Indisch!’ En terwijl Arends uitlegt hoe hij een meisje van veertien vingerde, zegt hij tegen een jongen: ‘Leuk hè, om hier met je moeder te zijn?’ Door te improviseren op reacties vanuit het publiek, is de grappenmaker op zijn best.

Ook zegt de artiest van zijn publiek te houden, maar de toeschouwer is telkens een geliefd mikpunt van zijn grappen. De cabaretier meent dat hij kan vertellen wat hij wil, het publiek lacht toch wel. En terwijl hij dit letterlijk zegt, lacht het publiek inderdaad. Daarmee houdt hij ons een confronterende spiegel voor.

Tweespalt en paradox

Aan het begin van de show zegt Arends dat hij er zin in heeft, halverwege vraagt de cabaretier zich af of hij niet moet stoppen. De artistieke ontwikkeling is op, want ‘dat adoptieverhaal is nu ook wel uitgemolken’.

Daarmee kijkt hij kritisch naar zichzelf: Arends was altijd de grote belofte, nu is hij een gevestigde naam die volle zalen trekt. Moet hij zo doorgaan? ‘Jullie denken een unieke show te beleven? Dat denken ze morgenavond ook. Het is allemaal nep!’. Ook in Carte Blanche is Arends weer de harde grappenmaker, maar hij laat ook zijn serieuze aard zien.

Fantasieën worden realiteit                                                                 

Want er zit een duidelijke moraal in de show. Aan het begin zeikt hij op kinderen, die fantaseren over wie ze later willen zijn. De jongen die later piloot wil worden, heeft gewoon een gebrek aan fantasie. Het wordt later toch niet wat je ervan verwachtte.
Aan het eind van de show concludeert Arends echter dat die jongen echt piloot is geworden, omdat dat is ‘wat de fantasie wou’. Je groeit naar wie je echt bent, besluit de cabaretier.

De boodschap die Arends in Carte Blanche wil meegeven, zit door de gehele show vervlochten. Toch overheerst die moraal niet. Door zichzelf ineens tegen te spreken, creëert het ‘kleine, bruine negertje’ een gordijn van verwarring. De toeschouwer krijgt de ruimte om zijn eigen conclusies te trekken. Dat houdt het luchtig.