Boeken / Fictie

Oude bok en jong Japans blaadje

recensie: Yasunari Kawabata - Schoonheid en verdriet

De erotische liefde van een oudere man voor een jonge maagd is een universeel literair thema. Sommige schrijvers zijn er zelfs enigszins in gespecialiseerd, zoals de Japanse Nobelprijswinnaar Yasunari Kawabata (1899-1972). Zijn Utshukushisa to kanshimi to uit 1965 werd nu vertaald als Schoonheid en verdriet. In de roman keert de getrouwde schrijver Oki terug naar het meisje, inmiddels vrouw, waarmee hij twintig jaar eerder een stormachtige verhouding had, waarna de nodige onaangename verwikkelingen volgen.

Als alle schrijvers die zich op het thema hebben gestort in de loop der eeuwen het ergens over eens lijken, dan is het wel dat een dergelijke relatie gewoon niet goed kan gaan. Heel even misschien, maar al spoedig slaat de rampspoed toe. Het kan er ook mee te maken hebben, dat ellende nu eenmaal beter verkoopt dan het verhaal van een gelukkige en daardoor wellicht ietwat saaie driehoeksrelatie of bestendige orgie. In Schoonheid en verdriet – de titel is al een waarschuwing – begint het allemaal relatief onschuldig. Toshio Oki reist naar Kyoto, officieel omdat hij daar oud en nieuw wil vieren, maar stiekem ook omdat hij weet dat zijn voormalige minnares Otoko daar woont. In een aantal flashbacks krijgen we de feiten over die vermaledijde verhouding: op haar zeventiende baart Otoko een kind van Oki, dat kort daarna overlijdt, waarna Otoko in het huisje wordt opgesloten. Na enige tijd schrijft Oki een roman over zijn liefdesavontuur, zodat zijn ziekelijk jaloerse vrouw Fumiko ook weer helemaal op de hoogte is. Het boek is bovendien ongemeen succesvol en zal hem blijven achtervolgen, als parallel van de relatie.

Ontucht

In Kyoto heeft Oki kennis gemaakt met Keiko, minnares en leerling van schilderes Otoko. Via een vage afspraak zoekt zij hem op, maar doordat we als lezer ook meekrijgen wat zij met Otoko bespreekt weten wij allang wat Oki pas later ontdekt: dat Keiko uit liefde voor haar meesteres wraak wil nemen op de schrijver. Ontucht, zeker met een minderjarige, moet ook in Japan ernstig worden bestraft, een wending die niet echt uitblinkt door originaliteit, zodat Kawabata het vooral van stijl en vorm moet hebben. Belangrijk is deshalve, op welke wijze Keiko haar acties vorm geeft en hoe Kawabata het allemaal opschrijft.

Dat valt alleszins mee, maar niet geheel. Behendig stuitert hij heen en weer tussen heden en verleden, en mengt hij citaten en natuurbeschrijvingen door het verhaal, dat daardoor een grote symbolische lading krijgt. Voor de literatuuruitpluizers met enige voorkeur voor het exotische een waar feest, maar daarmee raken we ook aan het belangrijkste bezwaar. Kawabata heeft kan op gezette tijden zijn neiging tot overdreven uitleggen niet onderdrukken. Een voorbeeld is de passage, waarin Keiko haar naakte lichaam niet aan Otoko wil laten zien, waardoor de laatste gaat speculeren over de oorzaak, Wij lezers weten dan allang, dat Keiko zo moeilijk doet omdat ze zich bezwaard voelt doordat ze zich in een hotel door Oki heeft laten nemen. Die suggestie druipt van de pagina’s, maar Kawabata vertrouwd ons niet en voegt ten overvloede toe: “Zou Keiko na de nacht met Oki in het hotel op Enoshima niet meer aan Otoki willen tonen?”

Diezelfde Keiko is de aanjager van het boek, zij draagt de handeling veel meer dan één van de andere protagonisten. Het mag dan een Japans boek zijn dat zich ook nog eens in Japan afspeelt, met Japanse hoofdrolspelers, de ontwikkeling heeft meer van doen met de Griekse tragedie, waarbij Keiko de rol speelt van Nemesis, de wreker en bestraffer van met name hoogmoed. Daarbij gaat ze weinig subtiel te werk. Opdat niet alleen Otoko maar ook de lezer begrijpt wat zij van zins is merkt ze herhaalde malen op dat zij haar wil wreken. Wraak wil ze. Daartoe verleidt ze de wereldvreemde zoon van Oki en Fumiko. Deze Taichiro komt alvorens het zover is eerst nog op de proppen met een zeer duidbare anekdote over een negentiende eeuwse, jong gestorven prinses. Bij het openen van haar graf vonden onderzoekers een foto op glasplaat, waarop even de schim van een jonge man te zien was, die spoedig door het plotselinge licht en leven wordt uitgewist, zodat het speculeren blijft of het hier ging om haar wettige echtgenote, dan wel haar ware liefde. Daarin is een belangrijk motief van de roman samengevat: de vergankelijkheid, en dan met name van alles waar we ons nu nog zo druk over maken. Het is dat Kawabata uit een andere cultuur komt, anders zou een referentie aan het bijbelboek Job – in de Statenvertaling – op zijn plaats zijn. De afwikkeling gaat vervolgens met opvallend weinig drama gepaard, eigenlijk zoals dat in het leven van alledag ook zo gaat, maar dan opgepimpt met wat erotische eigenaardigheden. Veel aandacht voor bijten, gek genoeg in vingers, en ook voor oren en vrouwentepels, die in Japan allerlei merkwaardige kenmerken schijnen te hebben. Alles bij elkaar een boeiend verhaal, maar niet geheel geslaagd, wat vooral komt door de zeer losse compositie. Die werkt voor het geheel naar behoren, maar laat op andere niveaus hier en daar toch te wensen over – en een kunstwerk moet nu eenmaal perfect zijn.