Boeken / Non-fictie

De wereld openleggen

recensie: Willem Jan Otten - Een ridder van de Engelse drop

Vooruitlopend op de uitreiking van de P.C. Hooftprijs in mei, komt Willen Jan Otten met een selectie uit zijn essayerende werk. Een ridder van de Engelse drop bevat essays over filosofen, filmmakers en Harry Potter, dagboekfragmenten en redes; alles in dezelfde nauwkeurige, aftastende stijl.

Over Willem Jan Otten zijn een paar wetenswaardigheden algemeen bekend: geboren in 1951, getrouwd in 1978 (met Vonne van der Meer, collega-schrijver), bekeerd in 1998 (tot het katholicisme, enkele jaren nadat zijn vrouw dat ook had gedaan). Hij is de auteur van een breed oeuvre, bestaande uit poëzie, essays en romans – en af en toe een kruising van die genres, zoals de ‘roman in verzen’ De vlek. Niet zeer veel gelezen, wel veel geprezen – en een terechte winnaar van de P.C. Hooftprijs.

Officieel wordt die hem gegeven voor zijn essayerende werk, en daarom is er nu Een ridder van de Engelse drop. Een raadselachtige titel, zeker, aangezien in de colofon staat: ‘De titel van deze bundel is ontleend aan een essay dat niet is opgekomen.’ (Het hier bedoelde essay staat in Onze Lieve Vrouwe van de Schemering uit 2009.) Wel zijn er maar liefst zeventien andere essays in deze bundel opgenomen.

Ritmische essays

Otten blijkt het essay, dat in de Nederlandse letteren vage, niet zeer geliefde genre, goed onder de knie te hebben. Hij neemt zijn denken serieus; hij is, met andere woorden, een ernstig denker, maar dan zonder de negatieve connotaties die daarbij horen. De meeste stappen in zijn denken legt hij neer op het papier, terwijl hij sommigen weer weglaat en ze alleen maar suggereert – en in die beweging ontstaat Ottens literatuur. Dit is een bevrijdende beweging, eentje die zijn onderwerpen opent. Er staan weinig antwoorden in deze bundel, en des te meer vragen. ‘Ik bevind mij in wat ik zoek’, heet dat in deze bundel.

In ‘Kroniek van een zoon die vader wordt’ beschrijft Otten de maanden na de geboorte van zijn zoon. Dit essay is een momentopname, waarin Otten enkele maanden uit een leven oplicht. Er zit prachtig proza in alle essays in Een ridder van de Engelse drop, maar in een korte passage uit dit essay wordt Ottens verwantschap met de poëzie goed duidelijk:

De zinnen die ik schrijf moeten afgewogen worden tegen zijn geschrei. En ik ben degene die afweegt, niet hij. Onze wittebroodsweken zijn voorbij. Het wordt tijd dat ik erken dat ik hem gemaakt heb en hij niet mij.

De compositie! Het ritme! Dat losse ‘Onze wittebroodsweken zijn voorbij’ klinkt eerst wat onbeholpen, maar blijkt een perfecte opmaat voor de contemplatieve, ja, melancholische toon van die laatste zin. Of neem (het eerste deel van) de openingszin van het essay ‘De lege spiegel’, over een film van Carl Dreyer: ‘Honderdduizenden jaren is de mensheid, althans als geheel, onuitgestorven gebleven.’ Wat doet dat ‘althans’ daar? Is de mensheid niet altijd een geheel? Maar dan daagt het: Otten vestigt zo de aandacht op de vele miljoenen mensen die overlijden en die zijn weggevallen in de geschiedenis.

Thema’s en fascinaties

Er zijn een aantal duidelijke thema’s aan te wijzen die terugkeren in Ottens essays. Er is een zekere fascinatie met tijd en verbindingen tussen verschillende tijden: de vader maakt de baby, niet andersom; overleven als mensheid; of neem, eerder in de vaderkroniek, deze zin: ‘Er is negen maanden geleden een afspraak gemaakt met iemand die ik nog nooit heb gezien.’ Er zijn meerdere voorbeelden te geven, waarbij opvalt hoe Otten bouwt op ideeën van G.K. Chesterton, T.S. Eliot en Jorge Luis Borges. ‘Je bent al gedacht voor je zelf begon te denken’, schrijft hij in zijn essay over die eerste schrijver, en in die zin en dat hele essay weerklinkt Eliots stelling uit diens essay ‘Tradition and the Individual Talent’, die door Borges uitgewerkt wordt in zijn verhaal ‘Kafka y sus precursores’.

Andere terugkerende thema’s zijn locatie en perspectief, voornamelijk uitgewerkt in ‘De lege spiegel’ en de combinatie van geloven en zoeken. Het essay is voor Otten een zoekend genre; misschien dat ‘zoeken’ daarom niet zozeer een thema, als wel een methode is. Geloven is voor Otten nauw verwant aan zoeken. In zijn katholicisme baant hij zich een eigen weg, maar bepaalde teksten of overtuigingen zullen altijd een leidraad bij dat zoeken zijn – totdat ze zelf bloot komen te staan aan een inspectie, en het dan misschien begeven.

Kleine bezwaren

Er is best het een en ander aan te merken op Een ridder van de Engelse drop. Zo is nergens in de bundel te vinden uit welke eerdere bundels de essays gehaald zijn. Sommige dragen een zeer contemporain karakter, of zijn aan een bepaald tijdstip gebonden door interne aanwijzingen: in ‘Ik bevind mij in wat ik zoek’ schrijft Otten dat hij vierenvijftig is, wat de beschreven pelgrimstocht in 2005/2006 plaatst. Jammer, maar uiteindelijk valt er prima mee te leven, omdat veel essays uitstekend gedijen zonder chronologische restricties.

Het ontbreken van restricties past ook bij Ottens eigen denken. Dit levert doorgaans boeiende essays op, maar een enkele keer wordt het te gortig. Dan draaft Otten te ver door en raakt de lezer verstrikt in een web van woorden waarvan de betekenis niet tot hem of haar door dringt. Maar ook dit is slechts een klein bezwaar tegen het werk van een scherp denker. Het sterke van deze essays is dat ze zich niet conformeren aan bepaalde fascinaties van hun auteur, maar ook altijd uit die beperkingen breken. Essays, kortom, die de wereld openleggen.