Boeken / Fictie

‘Voor mijn waarheid heeft niemand emplooi’

recensie: Willem Frederik Hermans - Richard Simmillion: Een onvoltooide autobiografie

Willem Frederik Hermans is al tien jaar dood, maar nog steeds doet hij mee in Nederland. Stevig in de hoogste regionen van boekenlijstfavorieten met Nooit meer slapen en De donkere kamer van Damokles zal WFH bij velen bekend staan als een schrijver, maar misschien wel bij net zo veel mensen als de schrijver. W.F. Hermans is inmiddels een instituut, en wordt nu dan ook geëerd met een website en de verhalenbundel Richard Simmillion. Een onvoltooide autobiografie.

Richard Simmillion bestaat uit zes verhalen waarvan er vijf eerder in boekvorm verschenen zijn. Alleen Een toerist, in 1979 verschenen in het tijdschrift Snoecks Almanak, zat nog niet eerder tussen twee kaften. Richard Simmillion is een goede titel die bij alle zes de verhalen past, want elk van hen gaat over een ik-figuur die zich zo noemt. Maar bij de ondertitel Een onvoltooide autobiografie zijn de nodige kanttekeningen te plaatsen.

Autobiografisch

Die kanttekeningen plaatst Arjan Peters dan ook in het nawoord. Hij legt uit dat Hermans niet van het autobiografische genre hield: “Alles mag toevallig zijn, niets hoeft te worden afgerond.” Hermans hield niet van toevalligheden. Niet voor niets is zijn opmerking dat in een verhaal er nog geen mus van het dak mag vallen zonder dat daar een reden voor is, legendarisch. Toch zijn de verhalen in meer of mindere mate autobiografisch van aard, zoals Hermans ook in diverse interviews heeft toegegeven, zij het niet volmondig. Maar de ondertitel blijft misleidend. Richard Simmillion is niet dezelfde als WFH, net zo min als Simon Vestdijk gelijk zou zijn aan zijn schepping (en alter ego) Anton Wachter uit de beroemde cyclus:

Daarom zij het hier nog maar eens uitdrukkelijk vermeld: Richard is niet dezelfde als Wim. Hij gelijkt hem. Richard is de literatuur geworden Wim Hermans. Hij is de jongeman op wie de volwassen schrijver (van tussen de drieëndertig en zestig jaar) terugkijkt. Dat maakt deze verhalen anders dan andere Hermans-verhalen: verhaal en overpeinzing of analyse wisselen elkaar af.

Alleen

Ondanks het nadrukkelijke onderscheid tussen WFH en Richard blijkt dat het tijdens het lezen nog helemaal niet meevalt om de twee van elkaar te scheiden. Je hoeft helemaal niet zo veel van Hermans te weten om hem te herkennen in de verhalen: een eenling, vaak verongelijkt, soms sadistisch, soms masochistisch. Als een rode draad loopt de eenzaamheid door de zes verhalen.

Ik kan niet meedoen. Ik ben zelfs bang voor bewonderaars die willen meedoen met mij.
Ondankbare parasieten die mij napraten zonder bronvermelding.

Altijd alleen, zelfs toen ik het woord alleen nog niet kende, toen ik nog niet denken kon: ik ben alleen.

In De elektriseermachine van Wimshurst, het eerste verhaal, is die eenzaamheid nog zielig, omdat het gaat om een jongetje dat zich niet begrepen voelt, maar in het slotverhaal Dood en weggeraakt is Simmillion zelfverkozen alleen: “’t is me bij deze kapper nog nooit gebeurd dat ik wachten moest: ik ben de enige klant die hij heeft!” Het alleenzijn mag dan wel bewust gekozen zijn, blij is Simmillion er helemaal niet mee: mokkend en grommend zit hij bij die Parijse kapper, in een stad die hij niet kent en waar de mensen hem niet kennen, ondanks zijn bekendheid in Nederland. Het lijkt een soort zwelgen in zelfmedelijden. Maar Hermans zou Hermans niet zijn als er niet meer achter zat.

Onbegrip

De eenzaamheid van Simmillion komt voort uit onbegrip van zijn omgeving. In het eerder genoemde verhaal De elektriseermachine van Wimshurst, misschien het bekendste van de bundel en zeker het beste, begrijpen Richards klasgenootjes niet dat planten niet groeien op zand en dat er niet spontaan bloemen aan planten komen. Hij probeert het uit te leggen, maar het helpt niet:

En niet luisteren als ik iets wetenswaardigs vertelde? Uit domheid bloemetjes afplukken, omdat ze niet weten dat bloemen alleen uit knoppen ontstaan? Wat moest er van mij terechtkomen op die manier, als die stommelingen maling hadden aan mijn waarheid? Als zelfs Marinus Klein mij niet meer gehoorzaamde?

Het is schitterend om te zien hoe de kleine Richard zich hier afvraagt waar het met hemzelf heen moet, en niet wat er van zijn domme klasgenoten moet worden, nu die niet naar hem luisteren. Richard heeft niet alleen gelijk, hij is het gelijk, ervaart hij. Maar niemand die daar ook maar iets om geeft: “Voor mijn waarheid heeft niemand emplooi. Hun enige zorg is dat ik zoet met andere kinderen speel.” Ook in de andere verhalen wordt de waarheid van Richard achteloos genegeerd, al lijkt het er in Een toerist heel even op dat Richard zich gelukkig mag voelen. Zijn klas gaat met de biologieleraar op excursie en Richard beleeft een fantastische dag:

Niemand lachte erom dat ik mij zo uitsloofde, geloof ik. Niemand kwam op het idee mij te sarren of te slaan. Er was geen sprake van dat dit dagje buiten ontaardde, zoals strijk en zet gebeurde, wanneer iets dergelijks georganiseerd werd op de lagere school. […] Ik geloof dat ik nog nooit zoveel van Holland gehouden heb als op die dag.

Maar wanneer hij die excursie wil nadoen met zijn vader, stuit hij opnieuw op onbegrip. Op de dag van het uitstapje wil vader liever uitslapen en uiteindelijk wordt het tochtje “een banale vakantiedag”. De schittering van die ene, prachtige dag waarop alles klopte, wordt nu overschaduwd door opnieuw onbegrip:

Hij heeft niet kunnen begrijpen wat dat ene uur voor mij betekende. Daartoe was hij nu eenmaal niet in staat. Hij kon het niet helpen dat hij ’t niet begrijpen kon, of dat hij daar geen offertje voor kon brengen, zo zie ik het nu.

De ikfiguur lijkt mild, maar hij kan zijn vader pas jaren na zijn dood diens onbegrip vergeven. En daar komt nog bij dat het verhaal verder gaat met nog meer teleurstellingen. Arme Richard.

De schrijver

Steeds weer keren die teleurstelling en negativiteit van het onbegrip en de daarop volgende eenzaamheid terug in de verhalen van Richard Simmillion. De bundel mag dan misschien aandoen als een snelle manier om Hermans te eren met een autobiografisch boek dat hij zelf niet gewild zou hebben (hoewel, dat weet je natuurlijk nooit), maar juist door de thematiek, die in elk opeenvolgend verhaal wat sterker terug te vinden is, wordt Richard Simmillion een boek dat elke rechtgeaarde WFH-liefhebber op de plank moet hebben. En elke andere literatuurliefhebber ook. Want Hermans is nog steeds de schrijver van Nederland.