Boeken / Fictie

Willem Elsschot definitief bijgezet

recensie: Willem Elsschot - Nagelaten werk

Met het laatste deel vol achtergebleven gedichten en losse fragmenten staat het definitieve volledig werk van Willem Elsschot dan eindelijk op de plank, als een blauwe vlek, een slag donkerder van tint dan de latere Multatulidelen – dit om een indruk te geven, want het oog wil ook wat. Bij elkaar een passend monument voor één van de grootste schrijvers die het Nederlandse taalgebied ooit heeft gekend, al voegt de jongste publicatie daar helaas erg weinig aan toe.

Prozaschrijvers dan, want hoewel Elsschot van jongs af aan het dichterspad bewandelde, bleven de resultaten – op die ene beroemde passage na – om te huilen. Het geeft een merkwaardig beeld: iemand die dolgraag dichter wil worden, het ene na het andere dramatisch slechte vers aflevert, voor een kort moment de top van de zangberg bereikt om daar dan ook meteen weer af te donderen.

August Borms
August Borms

Hoe erg poëzie kan zijn blijkt uit het eerste gedeelte van dit deeltje, waarin jeugdverzen zijn opgenomen van de schooljongen die later Elsschot zou worden. Fletse navolgingen van de Tachtigers, meer is het niet. Geen wonder dus, dat hij de dichtkunst altijd in de marge is blijven beoefenen, al zal de ontvangst van zijn lofzang op de Vlaams-nationalist August Borms daar ook wel mee te maken hebben gehad.

Dat was trouwens niet de enige keer dat Elsschot opzichtig de verkeerde kant koos. Zo schreef hij een aanbeveling voor de nationaal-socialistische Winterhulp en een gedicht op de ook al dubieuze Antwerpense advocaat Edgar Boonen. De rechten van dat laatste ‘gedrocht’ berusten bij diens erven en die gaven geen toestemming voor publicatie, zodat deze volledige werken niet zo volledig zijn als ze voorwenden. Gaan we echter af op de wel opgenomen verzen die Elsschot in de gewraakte periode schreef, dan missen we daar niet veel aan. Hooguit curieus zijn de Greshof-vertalingen in het Frans, voor de rest valt alleen de discrepantie op tussen het briljante proza en het amechtige rijmen.

Flarden

Ook de flarden proza in dit deel zijn hooguit leuk voor de heb, echt nieuw licht werpen ze niet op leven en werk van Elsschot, al zal de liefhebber natuurlijk wel alles willen hebben. Kanttekeningen bij meesterwerken als Lijmen en Kaas zijn het, en soms zelfs dat nauwelijks, waar Elsschot uit de losse pols enkele aardige regels schrijft voor een bevriende schrijver of een dankwoord uitspreekt. Vandaar ook dat de inhoud van dit deel het – net als de hier ook ontbrekende reclameteksten – niet heeft geschopt tot de luxe uitgave die Athenaeum-Polak & Van Gennep vorig jaar op de markt bracht.

Het boek is net als de rest van de reeks zeer zorgvuldig uitgegeven, met een uitgebreid notenapparaat en alles wat je verder nog maar zou willen weten over de geboden teksten. Werkelijke waarde krijgt het door zijn status van sluitstuk en zegel. Hiermee is de gehele Elsschot nu eens onverkort en voor zover mogelijk van alle ongerechtigheden ontdaan verkrijgbaar. Het wachten is nu alleen nog op een uniforme brieveneditie, misschien in weer een andere tint blauw of anders een variant op het beige van de eerste zeven delen Multatuli, zodat deze grootheid uit de twintigste eeuw in de boekenkast rijmt met zijn nog grotere voorganger van een eeuw eerder – en op alle fragmenten en andere Elsschottiana die de komende jaren nog boven water komen en tot een bezemdeel nopen.