Boeken / Fictie

In zichzelf gekeerd

recensie: Vrouwkje Tuinman - Receptie

Vrouwkje Tuinman (1974) heeft na haar lovend ontvangen poëziedebuut Vitrine (2004) en haar voor verschillende prijzen genomineerde eerste roman Grote Acht (2005) geen introductie meer nodig. Onlangs verscheen haar tweede dichtbundel: Receptie (2007).

In Receptie ontpopt de ik-figuur zich in 31 gedichten van een rups tot een vlinder. In het eerste gedeelte van de bundel zoekt de ik-figuur onder het motto “After midnight, we’re gonna let it all hang out” van J.J. Cale naar een passende plaats in het leven. In ritmische en beeldende gedichten stelt de hoofdpersoon zich de levensvragen “wie ben ik”, “waar kom ik vandaan” en “waar ga ik naar toe”.

~

In het gedicht Clown verbeeldt Tuinman het leven als een lijst met vragen. “Ieder antwoord is een buisje bloed. Elk hokje dat ik aankruis fluistert mijn chemie door aan de computer die mij openwroet.”
De buisjes bloed geven geen rust. In Mimicry reist de ik-figuur ’s nachts naar haar jeugd. “Woon ik zelden waar mijn bed staat. Het licht uit reis ik af langs straten vol van kinderkamers.” Overdag waadt ze, zoals in Terrein, door haar kamers. “Mijn leven is drie kamers groot. Ik beweeg me langs de randen, patrouilleer door gangen, controleer de trap, bewaak het raam.”

Binnenwereld

De zoektocht naar antwoorden op de levensvragen maakt Receptie tot een wat beklemmende bundel. Niet alleen spelen de gedichten zich af op beperkt terrein, voornamelijk in kamers, maar ook behandelen de gedichten telkens één en hetzelfde onderwerp: het persoonlijk leven en de zoektocht daarnaar van de ik-figuur. Als die zoektocht af en toe de kamer of het innerlijke leven van de ik-figuur zou verruilen voor de buitenwereld, zou dat geen probleem zijn maar van Cale’s motto “Let it all hang out!” is helaas geen sprake. Tuinman is in haar gedichten zo in zichzelf gekeerd dat de buitenwereld niet binnendringt. Alleen in haar fantasie durft ze de controle even los te laten, zoals in Dubbelganger. Even schiet het door haar hoofd dat ze vandaag nog naar Denemarken kan afreizen of zich kan melden bij het leger. Helaas besluit ze ook dan: “ik teken ogen op mijn vleugels en blijf ook morgen boven.”

Angst

Ook in deel twee, dat het citaat “Minutes I lay awake to hear my joy” van John Berryman draagt, blijft het benauwend. De hoofdpersoon heeft weliswaar haar plaats in het leven gevonden, compleet met een achtenveertig delen tellend servies, groene netjes pinda’s en een familiegraf, de levensvreugde spat niet van de bladzijden af. De angst om een geschikt leven te vinden heeft plaats gemaakt voor de angst om dat geschikte leven te verliezen. Zo berekent de ik-figuur in Kiwi hoeveel jaren ze haar geliefde statistisch gezien zal overleven. “Zestien jaar plus een stuk of zeven want hij is een man ik niet en dan zijn er nog de vitamines. Lachend weigert hij de vrucht die ik hem voorhoud die hem een extra dag voor mij behouden moet.”

Zoals zo vaak levert verdriet, ellende en pijn mooiere kunst op dan geluk. Zo ook in Receptie. De gedichten in deel één zijn ritmischer, gevoeliger en beeldender dan de gedichten in deel twee en weten de weg naar je hart direct te vinden. Deel twee is wat gezapiger, wat minder van wanhoop en ellende doorspekt en dat maakt de gedichten ook minder aangrijpend. Gelukkig blijft de melancholie in dit tweede deel wel. Dit maakt Receptie tot een intiem inkijkje in een gevoelig geestesleven. Het is wel een inkijkje waardoor je, dankzij het hoge ik-ben-met-mezelf-bezig gehalte, maar beter af en toe kan binnenturen. Receptie in één keer uitlezen zorgt voor ademnood.