Boeken / Fictie

Het dak mag eraf

recensie: Vonne van der Meer - Het smalle pad van de liefde

.

.

De titel verwijst wellicht naar de aloude bijbelse vergelijking over ‘de brede en de smalle weg’. Hoe smal is het liefdespad eigenlijk in de nieuwe roman van Vonne van der Meer? De breedte is telkens uitdrukkelijk door de auteur zelf aangegeven. Wanneer de alwetende verteller op een kruispunt staat kan zij haar schepping de ene of de andere wending geven. Expliciet zijn ook andere mogelijkheden opgetekend. Die bespiegelende afstand, dat soevereine uitkijkpunt, kan Van der Meer zich veroorloven. Ze schrijft meesterlijk, in soepele, beeldende zinnen. De proloog, een dodelijk ongeluk na een middagje windsurfen, lijkt in één lange adem geschreven, als een harde windvlaag. Het verhaal ontvouwt zich als een logisch vervolg op dit ongeluk: gestagneerde rouw om hun verongelukte zoontje, een poging tot een nieuwe start in Frankrijk, en een nieuwe vriendschap.

Geen rillerige minnaars
Twee echtparen – Floris en Françoise, Pieter en Mae – vinden elkaar bij een toevallige ontmoeting. Er groeit iets moois uit en dat wordt, na een aantal gezamenlijk doorgebrachte vakanties, een beetje te mooi. De surfer uit de proloog, Floris, en Mae, echtgenote van Pieter, worden verliefd op elkaar. Misschien zal voor Floris het ongeluk dat jaren geleden plaatsvond en de afstandelijkheid van zijn Franse echtgenote Françoise daarbij een rol gespeeld hebben.

Wat Mae’s beweegredenen zijn is onduidelijk. Haar Pieter is een aardige, wat stille man. Eigenlijk lopen die twee huwelijken prima en gaat het met de kinderen, vier in totaal, ook goed. De nieuwe geliefden zijn geenszins behoeftig: ‘Het waren geen rillerige, verwaarloosde minnaars die zich aan elkaar laafden — eerder de vanzelfsprekendheid van liefde maakte hen overmoedig.’

Doe die vlieg eens kwaad!
Ze fantaseren uitbundig over een leven samen. Maar het blijft bij een slippertje. Van der Meer schrijft, als schepper die alle touwtjes in handen heeft, iedereen weer de veilige haven in:

Hier zou dit verhaal opnieuw een andere wending kunnen nemen, een misdaadroman worden over twee geliefden die nog nooit een vlieg kwaad hebben gedaan. Tot een van hen de gedachte toelaat – eerst in stilte, later hardop – hoeveel vrijer ze zouden zijn als hun echtgenoten niet meer in leven waren.

Een misdaadroman? Ja, de rivalen op het liefdespad uit de weg ruimen is een misdaad – maar de schepper zou ze toch kunnen laten verongelukken? Geen schuld, wel schuldgevoel. Of láát ze die vlieg eens kwaad doen. Door haar stilstaan op de kruispunten daagt Van der Meer de lezer onwillekeurig uit om mee te gaan schrijven. Hoe liggen de mogelijkheden als niet Floris en Mae de kanotocht door de Gorges de la Sioule maken, maar Pieter en Françoise? Nu verongelukken de geliefden op een haar na … maar wat als de twee anderen … En hoeveel steile plekken zijn er niet in de Auvergne, waar een heel klein duwtje voldoende is?

Kapel voor het dode broertje
Het buitenechtelijk liefdesspel doet hier en daar denken aan de roman Mélodie d’amour van Margriet de Moor, ook over de liefde. Ook hier de moordfantasie die weliswaar iets praktischer wordt. Maar het geladen pistool in het handtasje van De Moors heldin gaat ook niet af. We zijn hier wel in Nederland. En onze realistische romans kunnen smalle paden bevatten, maar aan weerszijden daarvan ligt toch de polder en beslist geen afgrond.

Dat zou geen probleem zijn als de auteur niet ook een andere verhaallijn had geïntroduceerd, namelijk de rol van het christelijk geloof in de harten van de personages. Die rol neemt een aanvang wanneer de kinderen, min of meer geïnspireerd door de katholieke grootmoeder van Françoise, een kapel bouwen voor hun gestorven broertje. Met altaar, kruis en kaarsen – en zonder gebeden, want die hebben ze nooit geleerd van hun geseculariseerde ouders. Floris gaat op de knieën en Mae neemt dat beeld mee, tezamen met het besef dat ze verlangt naar God, maar niets van hem weet.

Het dak eraf!
Het Nederlandse slippertje is voorbij, alle gezinsleden zijn weer in de schoot van het dagelijks bestaan teruggekeerd en dan komt er een non in beeld. Geen bloemzoet glimlachende bekeerster, maar een echte, doorleefde ex-missiezuster. En wat is het nu toch jammer dat er geen ‘misdaadroman’ voor ons ligt, want het gepieker over liefde, schuld en vergeving, de pijlers van het christelijk geloof, blijft daardoor een beetje flets. De spirituele ontwikkeling van Mae, gevoed door gelovige literatuur, moet het doen met wat spijt over de clandestiene liaison, waar ook zuster Heleen niet veel ophef over maakt, en de ongeoorloofde fantasie over Floris, ver weg in de Auvergne.

Het is lastig te begrijpen waarom zij de vergevende liefde van Christus zo hard nodig heeft. Wel dat het leven soms wat leeg en gewoontjes is na een verliefdheid. Dat is realisme. Maar in een boek kan de touwtjestrekkende verteller wat meer los gaan. In een roman mag het dak eraf! Hup, van het smalle pad af en de diepte in. In dat geval zou de hoofdpersoon een mystieke ervaring krijgen na de mis in de Begijnhofkapel vanwege een gegronde ommekeer in plaats van na het lezen van geruststellende sms’jes.