Boeken / Fictie

Het oude Italië ontmoet het nieuwe – en dan wordt het oorlog

recensie: Vitaliano Brancati (vert. Yond Boeke en Patty Krone) - Mooie Antonio

Vitaliano Brancati (1907-1954) leeft al lang niet meer en met hem leek in Nederland ook de aandacht voor zijn werk gestorven. Hoe verdrietig en onterecht dat zou zijn, bewijst deze nieuwe uitgave van een van zijn meesterwerken: Mooie Antonio.

Het is nog geen oorlog, in het Italië van de jaren twintig en dertig, maar de echo van het fascisme klinkt al tot in Catania, een Siciliaanse provinciestad. Daar keert, na enkele jaren in het grote Rome te hebben gebivakkeerd, de jonge edelman Antonio Magnano terug naar zijn ouderlijk huis om een meisje te schaken, te trouwen en zonen te krijgen. Kortom: te doen wat van iedere Italiaanse man wordt verwacht.

Een vrouw vinden moet geen probleem worden: Antonio is de allermooiste, allerprachtigste, allerheerlijkste man die ooit op Gods aarde heeft rondgelopen. Alle vrouwen die bij de priester komen biechten, vertellen beschaamd over de onzedige gedachten die zij op verloren ogenblikken aan de jongen wijden:

Beseft u wel, beseft u wel dat van de twintig meisje van goeden huize die bij mij komen biechten, er tien… ja, tien tegen God hebben gezondigd omdat ze te vaak, en op een manier die niet bepaald strookt met hun opvoeding, aan uw zoon hebben gedacht?

Maagd


Er is echter een klein probleem: hoezeer Antonio Magnano ook de vrouwen het hoofd op hol brengt, zo koeltjes laat hij al die hete interesse schijnbaar van zich afglijden – ondanks alle geruchten die de dorpelingen vanuit Rome hebben bereikt. Antonio trouwt met de dochter van de notaris, een prachtig, intelligent meisje. De wereld lijkt af. Tot na drie jaar blijkt dat Barbara nog altijd maagd is.

Met dit uitgangspunt maakt Brancati van Mooie Antonio een tegelijk grappige, schrijnende en verdrietige roman. Zijn protagonist is behept met een kille afstandelijkheid die niet lijkt te passen bij een Zuid-Italiaanse kerel, iets wat ook de mannen om hem heen lijken te vinden. In bijzonder sterke dialogen – met name die waarin de vader, de dorpspastoor en de schoonvader van Antonio het met elkaar aan de stok hebben zijn uitermate komisch – draait het leven in het Catania van vlak voor de oorlog maar om één thema: seks. Of: de afwezigheid daarvan. Antonio krijgt het niet voor elkaar. Of: nog erger.

Onkuise gedachten

Brancati’s thema is de paradoxale rol van seks in het vooroorlogse Italië: de wereld draait erom, maar erover spreken is uit den boze. Met name de pastoor (die zelf ook wel eens ‘onkuise gedachten’ bij zichzelf aangaande de mooie Antonio heeft waargenomen) wringt zich in iedere denkbare bocht om de zaak maar niet expliciet te hoeven maken.

Tegen de achtergrond van dit liefdesdrama rukt het fascisme op. Maar ook aan de vooravond van een van de grootste rampen uit de wereldgeschiedenis, legt het onderwerp van de innige band tussen het Italië van de Duce en het nazi-Duitsland van Hitler het af tegen dat andere afschuwelijke thema: een man die niks klaar kan maken.

Allegorie

Tegelijk kan (moet?) Mooie Antonio gelezen worden als een allegorie, waarin Antonio staat voor het onmachtige verzet tegen het oprukkend fascisme. In dat laatste speelde de nadruk op lichamelijkheid en mannelijkheid een buitensporig grote rol. Brancati verweeft, zoals zijn vriend Leonardo Sciascia dat al eerder schreef, de belangrijkste Italiaanse thema’s van de eerste helft van de twintigste eeuw – erotiek en fascisme – tot een tragikomedie, waarin de humor aan de oppervlakte virtuoos is, maar het onderliggende verdriet vele malen schrijnender.

Die brille toont Brancati met name in het slot van de roman, wanneer de oorlog inmiddels in alle hevigheid is losgebarsten. Het onrecht van de oorlog, de hypocriete overheersing van het katholieke geloof en vooral de onmenselijke sociale druk hebben van Antonio Magnano een wanhopig mens gemaakt, een man wiens schoonheid voorgoed is uitgedoofd. Wat rest, is de wanhoop, die vermoedelijk altijd vers, urgent en universeel zal blijven:

Ik herhaal het nog een keer: Jezus Christus, ik herhaal Je-zus Chris-tus, is dat wellicht de naam van een dwaas die tweeduizend jaar geleden leefde, die oprecht van mening was dat hij enkel en alleen zijn bloed vergoot en stierf teneinde offervaardig tegemoet te komen aan de menselijke zwakte, en die de soldaten die hem kastijdden spaarde, net als de torens van de stad die het toneel was van zijn lijdensweg, waarbij hij slechts met moeite zijn almacht wist te beteugelen?