Boeken / Fictie

Poëzie van het kleine geluk

recensie: Toyo Shibata - Geef de moed niet op / Honderd jaar

Geef de moed niet op / Honderd jaar is het verzamelde werk van de Japanse dichteres Toyo Shibata. De titel van haar eerste bundel is een mooi levensmotto: geef de moed niet op.

Het laatste gedicht van Shibata’s eerste bundel (waarmee ze in 2010 op 99-jarige leeftijd debuteerde), ‘Geheim’, geeft een goed voorbeeld van de sfeer die al haar poëzie kenmerkt. Er gebeuren fijne en er gebeuren nare dingen, maar blijf optimistisch over wat er nog komen kan en zal:

Weet je, tal van keren
dacht ik
ik wil sterven
Maar nu
schrijf ik gedichten
word aangemoedigd door zovelen
en klaag niet meer

Ook op mijn achtennegentigste
ben ik verliefd
heb ik nog dromen
wil ik rijden op de wolken

Klein en levenskrachtig


Shibata was dan al hoogbejaard toen ze dit en andere gedichten schreef, de frisse en optimistische geest spat van de pagina’s. Opgewekt, nog een woord waarmee haar poëzie beschreven kan worden. In de kleine wereld van de oude vrouw is nog genoeg te vinden waar ze zich over kan verbazen en waar ze woorden aan wil geven. Soms zijn dat herinneringen, maar ook is er in de bundel een eerbetoon aan de slachtoffers van Fukushima te vinden. Ze schrijft onder meer: ‘Alsjeblieft / laat tenminste je hart / niet wegspoelen / Laat je niet kleinkrijgen / door die onzalige tsunami.’ Wees veerkrachtig! Het leven gaat door, dichtte ze hiervoor al, en daar is het weer: geef de moed niet op.

Op latere leeftijd heeft Shibata de poëzie ontdekt en zo een nieuw hoofdstuk in haar leven geopend. Haar poëzie is klein en eenvoudig, vaak melancholisch, altijd levenskrachtig. Het zijn gedichten waar je blij van wordt en Shibata’s lessen neem je dankbaar met je mee. Poëzie van het kleine geluk.

Uit ervaring


De gedichten uit de twee bundels worden omlijst door korte prozastukjes van Shibata, waaruit eens te meer blijkt hoe autobiografisch haar poëzie is. De verhalen die zij in deze teksten optekent leggen niet alleen een bepaalde leesstrategie vast, ze versterken ook de boodschap die bij die lezing naar voren komt. Shibata’s poëzie wordt er sterker en doorleefder van. Een levenskrachtig gedicht wint aan vitaliteit wanneer blijkt dat hij voortkomt uit ervaring, uit een geleefd leven. Dit zijn geen mentale exercities, geen oefeningen. Achter deze ingetogen en gestileerde gedichten gaat een hele eeuw aan leven schuil.

Shibata is voorzichtig met haar woorden. Ze probeert gestalte te geven aan een gebeurtenis, een gedachte of een herinnering zonder met woorden te strooien. Het is wat goede poëzie moet doen. Neem ‘Herinneringen (2)’, haar eigen favoriet, over de gelukkige jaren na de geboorte van haar zoon, waarin de emoties door de regels heen naar voren komen:

Hand in hand met onze zoon
wacht ik bij het station
op jouw terugkeer
In de mensenmenigte
krijg ik je in het oog
en zwaai

Met z’n drieën lopen we terug
Zoete geur van osmanthus op het paadje
Van ergens uit een huis weerklinkt
een liedje op de radio

Dat station, dat paadje
zouden ze het nog altijd
goed maken?

Misschien is het wel allemaal in die ‘zoete geur’ samengebald: de euforie van het weerzien, het geluk van de rust na de mensenmenigte op het station, de gemoedelijke tocht terug naar huis. Dat was toen. En in het nu, de dichteres aan huis gekluisterd, al jaren is ze niet meer op het station geweest: hoe zou het station het maken? Een klein, meesterlijk vormgegeven verhaaltje. Zie daar de aantrekkingskracht van Toyo Shibata’s poëzie.